Staatsrecht
🇬🇧
In Inglés
In Inglés
Practique preguntas conocidas
Manténgase al día con sus preguntas pendientes
Completa 5 preguntas para habilitar la práctica
Exámenes
Examen: pon a prueba tus habilidades
Pon a prueba tus habilidades en el modo de examen
Aprenda nuevas preguntas
Modos dinámicos
InteligenteMezcla inteligente de todos los modos
PersonalizadoUtilice la configuración para ponderar los modos dinámicos
Modo manual [beta]
Seleccione sus propios tipos de preguntas y respuestas
Modos específicos
Aprende con fichas
Completa la oración
Escuchar y deletrearOrtografía: escribe lo que escuchas
elección múltipleModo de elección múltiple
Expresión oralResponde con voz
Expresión oral y comprensión auditivaPractica la pronunciación
EscrituraModo de solo escritura
Staatsrecht - Marcador
Staatsrecht - Detalles
Niveles:
Preguntas:
133 preguntas
🇬🇧 | 🇬🇧 |
Waar gaat het staatsrecht over? | Recht dat ziet op de organisatie van de staat: - Inhoud en functioneren van de instellingen van de staat - Bevoegdheidsverdeling (horizontaal en verticaal) en begrenzing van de bevoegdheid De grondrechten geven de grenzen van de staatsmacht weer. Het gaat over de democratische rechtsstaat en de totstandkoming van de staat Nederland. Nederland is een rechtsstaat, maar ook een constitutionele monarchie (want het is ook een koninkrijk). |
Wat zijn de klassieke grondrechten? | Vrijheid van meningsuiting, recht op petitie. De overheid moet het recht van demonsteren wel mogelijk maken. Ze creeeren een staatsvrije sfeer. Klassieke grondrechten zijn ook participatie rechten, zoals het recht op kiesrecht. |
Wat zijn sociale grondrechten? | Grondrechten die juist aangeven dat de staat de verplichting heeft om een sfeer te vormen dat de bevolking op een bepaald sociaal niveau kunnen leven. Staat moet regelen dat er een bepaald sociaal minimum is. Dit zijn tweede-graads rechten - Woningbouw - Werkgelegenheid |
Wat is het verschil tussen een constitutie en een grondwet? | Constitutie: elk land heeft een constitutie, dit zijn ongeschreven regels. Grondwet: niet elk land heeft een grondwet, dit zijn geschreven regels. |
Wat is het verschil tussen een flexibele en rigide grondwet? Wat voor grondwet heeft Nederland? | Flexibel: de grondwet is makkelijk te wijzigen. Rigide: de grondwet is moeilijk te wijzigen. Nederland heeft een rigide grondwet, want er is een strenge toetsing voor de wijziging van de grondwet. - Verzwaarde procedure om deze grondwet te wijzigen: dit moet door middel van twee lezingen. |
Wat houdt de vertrouwensregel in? | Dit is een ongeschreven regel. De minister wordt geacht op te stappen wanneer er geacht geen vertrouwen meer te zijn. Er is vertrouwen tot dat het tegendeel blijkt. In de provincie- en gemeentewet staat het vertrouwensregel opgenomen, maar het vertrouwensregel geldt niet voor de burgemeester. De burgemeester wordt benoemd door het koninklijk besluit door de regering. |
Wat zijn de eisen van de democratische rechtsstaat? | 1. Legaliteitsbeginsel - Geen overheidshandeling zonder een wettelijke grondslag 2. Machtenscheiding - Evenwicht van de machten 3. Onafhankelijke rechter 4. Grondrechten 5. Democratie DE DEMOCRATISCHE RECHTSSTAAT MET DE OPENHEID VAN DE MACHTSWISSELING. |
Wat zijn de periodes van de totstandkoming van de Nederlandse staat? | Vijf perioden: 1. Landsheerlijke periode (10e-15e eeuw) 2. Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1579-1795) 3. Franse Tijd (1795-1813) 4. Koninkrijk der Nederlanden (1814-1815) 5. Verdere evolutie tot vandaag |
Wat houdt de landsheerlijke periode in? | 1543: Personele unie - In zijn persoon komt het samen; Karel de Vijfde heerst over een gebied. De macht ligt in deze periode bij Karel de Vijfde. Hij was de koning/landsheer en hij was vertegenwoordiger van god. De soevereiniteit ligt bij de vorst. Het gebied van Karel was te groot, vandaar dat hij overal stadhouders en landvoogden. De Raad van State was toen een administratieve ondersteuning van het bestuur. De rechtspraak was toen niet onafhankelijk; de rechter is afhankelijk van de koning. Er is sprake van centralisatie: de afzonderlijke staten van de gewesten worden samengevoegd door Karel in de Staten-Generaal. Er waren nog geen twee kamers. Je had standen, zoals de rijke adel, geestelijke en rijke boeren/burgerij. Karel de Vijfde had belasting nodig om oorlog te voeren. 1515: Karel de vijfde besluit om af te treden. Hij verdeeld zijn rijk aan zijn broer en zoon. Zijn zoon, Filips II, spreekt geen Nederlandse en is nooit in Nederland geweest. Hij wil niks met Nederland te maken hebben, maar hij wil wel dat de Nederlanden het katholieke geloof aannemen. Hij wil de andere geloven verbieden. |
Wat houdt de periode van de Republiek der Verenigde Nederlanden in? | 1568: de Opstand - Ging over de belastingproblematiek. De gewesten waren eerst autonoom en nu moesten zij afhankelijk worden. 1579: Unie van Utrecht - De Noorderlijke Nederlanden sluiten de Unie van Utrecht; zij vormen met elkaar een confederatie. De provincies blijven zelfstandig, maar vormen alleen een eenheid op defensie en buitenlandse vereniging. 1581: Plakkaat van Verlatinge - Het verlaten van het Spaanse Rijk van Filips II 1648: Vrede van Munster - de 80-jarige oorlog wordt afgesloten in 1648 met de Vrede van Munster. De Noorderlijke Nederlanden sluiten dit. De Zuidelijke Nederlanden sluiten toch de Unie van Atrecht met Filips II. Ze verenigen zich en blijven toch bij het Spaanse Rijk van Filips II. Daarna de Republiek der Verenigde Nederlanden (1684 en verder). Nog geen duidelijke scheiding van de machten en je hebt nog stadhouders/raadpesnionarissen. |
Wat houdt de territoriale uitbreiding in? | Slavernij was geregeld door private partijen. Ze werden niet gestuurd door de Staten-Generaal. Maar bij oprichting kregen de private partijen het alleenrecht om handel te drijven, door de Staten-Generaal. De private partijen kregen de bevoegdheid om overzeese gebieden om verdragen te sluiten met de vorsten. Ze mochten bestuur voeren, maar de Nederlandse economische belangen mochten niet geschaad worden. 1621: West-Indische compagnie - Doel: oorlog tegen de Spanjaarden ook op zee voort zetten. Ook om de Spanjaarden voor te zijn met de handel. De WOC en VOC moesten de Spanjaarden verzwakken. 1863: daarna slavernij afgeschaft. - De handel valt stil, dus minder economische groei. |
Wat houdt de periode van de vestiging van de eenheidsstaat? | Daarna komt de vestiging van de Bataafsche Republiek (1795-1806) De eenheidsstaat begint met de Bataafsche Republiek. Met een moderne grondwet, die we nu ook terugzien in onze grondwet. Beinvloed door de verlichting, waar de mens centraal stond. De overheid is er om de vrijheid en gelijkheid van het volk te beschermen. De soevereiniteit komt bij het volk te liggen, er komt een machtenscheiding en eenheidsstaat (nieuwe idealen). |
Wat houdt de verandering in na 1806? | Er komen nieuwe staatsregelingen met sterke uitvoerende macht (1801). Frankrijk verstevigt haar greep. Er is sprake van centralisatie en Nederland verliest haar onafhankelijkheid. 1801: Napoleon breidt zijn macht uit. 1806: Nederland wordt een Koninkrijk Dan inlijving van Nederland bij Frankrijk voor drie jaar. |
Wat hield de periode in van 1814 en 1815? | 1814: Koninkrijk der Nederlanden - Soevereine Vorst en Staten-Generaal - De wetgevende macht ligt bij de vorst en SG gezamenlijk - Er is een eenheidsstaat met provincies en steden 1815-1830: Nederland verenigd zich met Belgie - Er komt een invoering van de tweekamerstelsel Na 15 jaar verlaat Belgie Nederland; er is sprake van scheiding, met als gevolg dat Nederland weer op zoek gaat naar een nieuwe grondwet. - Nederland is een koloniale staat geworden |
Wat waren de gevolgen van Nederland als koloniale staat? | Bestuurd vanuit Nederland door de uitvoerende macht. De slavernij bestond tot 1863 (1873). De slaven in de kolonien worden uitgesloten van burgerschapsrechten, zoals het kiesrecht. |
Wat werd in 1848 ingevoerd? | Den ministeriele verantwoordelijkheid Het rechtstreekse kiesrecht in de Tweede Kamer |
Wat gebeurde er in de 20e en 21ste eeuw? | Dekolonisatie en hervorming Koninkrijk 1945-1949: Indonesie strijdt voor onafhankelijkheid 1954: Statuut voor het Koninkrijk - Zelfstandigheid en gelijkwaardigheid - art. 3 Statuut: aangelegenheden van het Koninkrijk, 1 nationaliteit - Nederland blijft dominant 1975 Suriname wordt onafhankelijk 1986: Aruba uit de Nederlandse Antillen 2010: hervorming Koninkrijksstructuur |
Had iedereen in 1848 kiesrecht? | Nee, er was sprake van cenuskiesrecht. Niet iedereen had kiesrecht, behalve de mannen die belasting betaalde. 11% van de mannen hadden stemrecht. Er kwamen er allerlei voorstellen om de belasting drempel te verlagen. |
Is een feodaal stelsel democratisch? | Nee, de koningen bepaalde de dienst uit. Dit was zeker niet democratisch. |
In welke stroming vond de democratie zijn steun? | In de verlichting, dit is ontstaan uit Frankrijk. Mensen zijn vrij en gelijk, zo worden zij ook geboren. Democratie is een instrument om die waarden van vrijheid en gelijkheid te waarborgen. |
Wat is het verschil tussen directe en indirecte democratie? | Directe democratie: regering door het volk voor het volk. - Je komt als groep bij elkaar om erover te praten, (nadeel:) maar het is in de praktijk niet geschikt om in grote groepen te beslissen. - Directe democratie speelt nog een rol in kleine groepen. - Voordeel: het geeft de beste weergave van de waarde van democratie. Indirecte democratie: vertegenwoordiging - Kiezers stellen een vertegenwoordigde orgaan samen, en die maakt de regels en controleert namens de kiezers de regels. Art. 50 Gw: vertegenwoordiging door de Staten-Generaal. In de Republiek had je ook een SG, maar dit was anders. Ze vertegenwoordigde alleen hun provincie, niet het gehele volk. Nu vertegenwoordigt de SG het volk en ze moeten zelf beslissen wat het algemene belang is. Ze hebben geen stemopdracht die ze moeten volgen. - SG vertegenwoordigt de burgers |
Wat is een aspect van indirecte legitimatie? | Vertrouwen hoeft niet te worden uitgesproken, wordt geacht te bestaan totdat het tegendeel wordt bewezen. |
De indirecte democratie kan nadelen hebben. Welke nadelen? | - Kleine partijen worden niet gehoord - Als je stemt op een bepaalde partij, dus je bent het eens met die standpunten van de partij. Maar het kan zijn dat de partij een standpunt laat wegvallen, terwijl je eigenlijk wel eens mee bent. |
Op welke twee manieren kan de directe democratie worden uitgevoerd? | 1. Burgerinitatief 2. Referendum -> bindend collectief |
Wat is het verschil tussen een bindend referendum en een niet-bindend referendum? | Bindend referendum: grondwetswijziging Niet-bindend referendum: geen grondwetswijzing |
Wat voor een vertegenwoordiging heeft Nederland? | Een evenredige vertegenwoordiging; als je 20% van de stemmen haalt, dan krijg je 20% van de zetels. In de TK zijn het 150 stemmen: als je 1/150ste stemmen haalt, dan krijg je een zetel. Dit noemen we de kiesdeler. In de praktijk komt bijna nooit voor dat je een aantal stemmen hebt dat precies door 150 kan worden gedeeld. Het is zo dat eerst de hele zetels worden verdeeld, daarna restzetels. Hier is ruimte voor kleine partijen om gehoord te worden en een grotere groep van de bevolking word gehoord. - Nadeel: als je 1/500 deel van de stemmen haalt, dan kan je al een zetel krijgen, en kleine partijen kunnen dan al in de TK komen. Het is lastiger om het met elkaar eens te worden en een coalitie te vormen. Art. 53 Gw: evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen.' |
Wat houdt het kiesdrempel in? | Door de drempel wordt de evenredigheid gesteld. Hoe hoger de drempel vaststelt, hoe meer stemmen er verloren zouden gaan. - Dempt de evenredigheid Om versplintering te voorkomen, is een kiesdrempel ingevoerd. Het is een minimaal aantal stemmen om een zetel te houden. Onze kiesdrempel is gelijk aan die kiesdeler. Deze drempel kan worden verhoogd. Dit leidt tot het feit dat de stemmen die net onder die kiesdrempel vallen, verloren zullen gaan. - Vb: indien sprake is van een kiesdrempel van 2,5% dan zouden 7 van de partijen niet in de TK komen. |
Wat houdt het arrest Hirst/Verenigd Koninkrijk in? | Leerstuk: Kiesrecht In Engeland hadden gedetineerden zonder enige uitzondering gedurende de gehele periode van hun detentie geen stemrecht. Volgens het Hof is dit in strijd met art. 3 eerste protocol EVRM. Een algemeen verbod voor gedetineerden, zonder te kijken naar de individuele situatie is in strijd met het EVRM. Niet elke uitsluiting is dus een schending, staten hebben een margin of appreciation. Een beperking mag indien dit is voorzien bij wet, een legitiem doel dient en proportioneel is. in Hirst werd wel een legitiem doel gediend, namelijk het straffen van gedetineerden, maar het was niet proportioneel aangezien een hele groep automatisch wordt uitgesloten. |
Wat regelt art. 4 GW? | Het kiesrecht -> wanneer mag je kiezen of jezelf kiesbaar stellen. Het regelt dus het passief, actief kiesrecht en het recht om gekozen te worden. Dit is van toepassing op de Staten-Generaal en waterschappen. Kiescolleges: dit hebben de eilanden en die kunnen dus invloed uitoefenen in Nederland. Uitzondering: EK is een onderdeel van het parlement, maar wordt niet rechtstreeks door ons gekozen. Dit wordt gedaan door de provinciale staten. Ook de kiescolleges zijn een uitzondering. |
Geeft de veranderingen weer van het kiesrecht in jaartallen. | 1848: rechtstreeks kiesrecht TK 1887: uitbreiding kiesrecht overgelaten aan de wetgever 1917: algemeen kiesrecht mannen, mogelijkheid vrouwenkiesrecht in 1919. 1983: grondrecht NIET IEDEREEN HAD KIESRECHT, er was eerst sprake van cijnskiesrecht: je moet belasting betallen om te mogen kiezen, voor mannen. |
Wat zijn de vereisten voor het kiesrecht? | Art. 54-56 en 129-130 Gw en Kieswet 1. Nederlanderschap - vereist voor TK (art. 54 Gw) - Niet vereist voor de gemeenteraad (130 Gw) 2. Ingezetenschap (je moet in Nederland wonen) - Niet vereist voor TK (art. 54 Gw) - Wel vereist voor de gemeenteraad (129 GW) 3. Leeftijd: 18 jaar 4. Uitsluiting van het kiesrecht? - Je moet niet uitgesloten zijn - Art. 54 lid 2 Gw |
Wat houdt het uitsluiting van het kiesrecht in? | Art. 54 lid 2 Gw (DEZE WETTELIJKE EISEN ZIJN CUMULATIEF) - begaan van bij de wet aangewezen delict - bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak - veroordeeld tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar - en hierbij tevens is ontzet van het kiesrecht Het gaat om delicten in het strafrecht en het kieswet. - Gaat om delicten die een aantasting vormen van de beginselen van het Staatsrecht, zoals een aanslag op de koning, verkiezingsfraude of aanslag op TK. - Deze waarborgen zijn streng. Denk hierbij aan het recht op vrije en geheime verkiezingen. Vereisten zijn cumulatief |
Wat houdt de internationale bescherming van het kiesrecht in? | Art. 3 Eerste Protocol EVRM: vrije en geheime verkiezingen. Art. 20 lid 2 sub b VWEU: - lokaal kiesrecht voor EU-burgers die gebruik maken van vrij verkeer. Je mag stemmen voor de gemeente waar je woont. De wetgever kan dit niet afschaffen, want het is op EU niveau bepaald. - Kiesrecht Europees Parlement Het hof mag uitspreken of de uitsluiting van het kiesrecht proportioneel is. |
Wat houdt de vrijheid van vereniging in? | Art. 8 Gw: het recht tot vereniging wordt erkend. Bij de wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde. - Dit heeft ook betrekking op politieke partijen. - Politieke partijen zijn een vereniging, dit is een vereiste voor de verkiezing. - In belang van openbare orde beperkt: als je handelen als partij niet democratie zijn, dan kan je partij verboden en ontbonden worden. Art. 11 EVRM: een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging. - geeft beperkingen op de vrijheid van de vereniging. - United Communist party/Turkey arrest: hof balanceert hier twee uitgangspunten bij een politieke partij: De politieke partijen zijn heel belangrijk, maar nu ze zo belangrijk zijn hebben ze een voorbeeldfunctie. Ze hebben extra mate van belangrijkheid. Het EHRM heeft bepaald dat politieke partijen ook een beroep kunnen doen op art. 11 EVRM, maar er zijn wel sprake van beperkingen. |
Wat is het verschil tussen de formele democratie en de materiele democratie? | Formele democratie: er kan gesproken worden over gelijkheid en vrijheid. De meerderheid stemt, en wat de meerderheid wilt gaan we doen. Dit staat los van wat nou daadwerkelijk wordt bepaald. - Democratie is alleen een besluitvormingsysteem Materiele democratie: democratie is verbonden met de gelijkheid en vrijheid. Aantasting van de gelijkheid en vrijheid is niet toegestaan. a. In NL kan het recht tot vereniging worden beperkt (2:20 BW oud): - Doel of WERKZAAMHEID van een rechtspersoon is in strijd met de openbare orde -> op verzoek van OM wordt door de rechtbank de rechtspersoon verboden verklaard en ontbonden. - het doel is in strijd met de openbare orde: daaruit blijkt een bedreiging van de nationale veiligheid of internationale rechtsorde of tot de ontwrichting van de democratische rechtsstaat of het openbaar gezag. Wanneer je in de statuten het doel opneemt om geweld te gebruiken, dan kan je deze doelstelling nog aanpassen. Je wordt dan als partij alleen ontbonden. Wanneer je dit doel gaat uitvoeren, dan kan je ontbonden en verboden verklaard worden. B. EVRM maakt ook uitzonderingen/beperkingen in 11 EVRM: politieke partijen hebben de vrijheid nodig om zichzelf vorm te kunnen geven |
Wat houdt de parlementaire immuniteit in? | Art. 71 Gw: SG, ministers en staatssecretarissen en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging, kunnen niet worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering uiten. - Achtergrond hier is de machtenscheiding. - Ter bescherming van het vrije debat in het parlement - Extra waarborg van de democratie Dit werd ingevoerd in 1848, om de parlementsleden te beschermen tegen de vorst. De macht van de vorst werd hierdoor beperkt. De immuniteit volgt de plaats, niet de persoon (dus alleen binnen het parlement wordt je beschermd. - De leden kunnen niet van alles in het debat zeggen, de kamervoorzitter moet orde houden. - Geldt alleen voor de SG - Er zitten wel grenzen aan de immuniteit: de Kamervoorzitter kan de ministers vragen woorden terug te nemen etc. |
Wat houdt de representatieve parlementaire democratie in? | De volksvertegenwoordiging gebeurd aan de hand van een parlement welke door burgers is gekozen. - Geen sprake van democratische legitimatie naast het parlement. - Andere organen hebben een afgeleide democratische legitimatie. Twee aspecten: 1. Deze moet het vertrouwen genieten van het parlement. Een minister kan alleen maar blijven zitten op mijn functie als het parlement daar vertrouwen in heeft; 2. In de grondwet zijn bepaalde instituties ingericht, en als het parlement dat anders zou willen, dan kunnen ze dat wijzigen. |
We kiezen 1x per vier jaar de TK. Deze worden gemachtigd om wetgeving te vormen en om het te controleren. Wat zijn de nadelen van deze vorm van democratie? | 1. Als je stemt, stem je op een bepaalde partij omdat je het eens bent met deze partij. Om een regering te vormen moet je afspraken maken met andere partijen. Hierdoor kunnen bepaalde standpunten welk centraal stonden bij jou stemkeuze weg worden gesijpeld: - Dit is niet heel erg aangezien je in een democratie met elkaar moet overleggen. - Als dit ertoe lijdt dat beslissingen worden genomen waar een groot deel van de kiezers het niet mee eens is, is dit wel problematisch: 2. Dit kan leiden tot het OSTROGORSKI-PARADOX: dit houdt in dat zelfs wanneer alle kiezers stemmen op de voor hen optimale beleidspakketten, er toch een parlementaire meerderheid kan ontstaan die besluiten neemt waar een meerderheid van de kiezers zich niet in herkent; 3. Hierdoor kunnen mensen gaan stoppen met stemmen, waardoor sprake is van afbreuk van de vertegenwoordiging van het hele volk. |
Hoe kan je aan de bezwaren tegemoet komen van de representatieve parlementaire democratie? | Door elementen van de directe democratie aan te vullen: 1. Burgerinitatief: een aantal burgers kunnen iets zeggen over wetten en beleidsvoering in de TK. Het is een regeling die de TK zelf heeft gemaakt om haar werkzaamheden te vervullen. Je kan hier geen beroep op doen. - Vereisten: 40.000 steunbetuigingen, nauwkeurige omschrijving en geen klachten over de overheid. 2. Referendum: kan je op verschillende manieren vorm gegeven - Collectief, initierend, raadplegend, raadgevend, bindend en adviserend - Voor een bindend referendum moet de Gw worden gewijzigd. Het idee is namelijk dat de SG vorm geven aan wat de burgers willen, en indien de burgers iets anders willen moet de SG dit regelen bij wet (art. 50 Gw) - Op nationaal niveau is het nog niet mogelijk om een referendum te houden |
Nederland had tot 1917 een meerderheidsstelsel. Degene met de meeste stemmen wint in dit stelsel. Wat zijn de nadelen van een meerderheidsstelsel? | 1. Vaak gaan veel stemmen verloren. Hierdoor kunnen veel stemmen niet worden vertegenwoordigd 2.Vaak zijn er twee of drie grote partijen waar kiezers voor stemmen, alleen maar om ervoor te zorgen dat hun stem wordt vertegenwoordigd. |
Is de kiesdrempel in overeenstemming met onze representatieve vertegenwoordigende democratie? | Ja, indien deze maar niet te hoog is (53 Gw). Ook moet rekening worden gehouden met het EVRM. Yumak en Sadak/Turkije: hier was een kiesdrempel van 10%. Een partij ging hier tegenin en vroeg zich af of deze hoge kiesdrempel wel eerlijk was. Het EHRM gaf aan dat sprake zijn verschillende landen met verschillende kiesstelsel. Een keuze voor hoe je kiesstelsel nationaal wordt vormgegeven, wordt niet bepaald door het EHRM. |
Waarom zitten beperkingen aan politieke partijen? | De democratie kan gebruikt worden om vrijheid en gelijkheid aan te tasten: Bepaalde groepen kunnen andere groepen uitsluiten van elementen van de democratie, zoals stemmen. - Vb: Nazi-Duitsland |
Wat gebeurde in het begin van de 20e eeuw? | 1917: sprake van een nieuwe Gw 1919: algemeen kiesrecht en de evenredige vertegenwoordiging Hierdoor is het volgende nodig: * Coalitievorming * Regeerakkoorden * Parlementarisering van het ontbindingsrecht: weinig conflicten met als resultaat ontbinding vindt plaats. Ontbinding vindt eigenlijk alleen maar plaats indien de periode van het parlement voorbij is. |
Wat gebeurde er in in 1815, in het licht van de ontwikkeling van het parlementaire stelsel? | De heersing van Napoleon was achter de rug en de Bataafsche Republiek was voorbij. De Bataafse Republiek had de eerste aspecten van dat de macht bij het volk kwam. De Republiek was modern, maar door Napoleon na 1815 gingen wij juist een stap terug. De koning is altijd nog de machtigste man, naar welgevallen: naar zijn eigen zin of denken. De ministers waren alleen maar uitvoerders van de koning. - De koning bepaalt wie ministers worden; - De koning kon ministers ontslaan naar eigen gewin; Belgie komt bij Nederland, maar later scheiden ze van Nederland. |
Wat gebeurde er in 1840, in het licht van de ontwikkeling van het parlementaire stelsel? | EERSTE PUNT: De koning raakte de macht kwijt, doordat de ministers moeten meetekenen bij het nemen van wetten en andere regelgeving, dit heet contraseign (47 Gw). TWEEDE PUNT: de strafrechtelijke ministeriele verantwoordelijkheid wordt ingevoerd. Ministers die de wetten of grondwet schenden, kunnen daarvoor strafrecht vervolgd worden (119 Gw). - Nog geen sprake van verantwoording aan het parlement, maar langzamer zeker zie je de macht van de Koning wat minder worden: a. Het gaat hier om ambtsmisdrijven (119 Gw) -> via een KB of een besluit van de TK kan een verzoek tot vervolging worden ingediend. b. Straffen op ambtsmidrijven staat in 355 Sr. -> Kan een minister vervolgens ook worden ontzegd van het kiesrecht? Nee, aangezien dit niet apart in de wet staat. Na 1840 wordt het onrustig in Europa. |
Wat gebeurde in 1848, in het licht van de ontwikkeling van het parlementaire stelsel? | Er is opnieuw onrustig en een revolutie vindt plaats. De politieke ministeriele verantwoordelijkheid wordt ingesteld (art. 42 lid 2 Gw). In gaat hier in beginsel dat de minister-president verantwoordelijk is voor het handelen van de koning, tenzij de handeling in de sfeer van een andere minister zit. - Vb: de koning gedraagt zich niet in het buitenland, dus de minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk. - Vb: Koning wilde naar Griekenland tijdens de pandemie, dus Rutte was verantwoordelijk. Ministers moeten naar het parlement om zich te verantwoorden, dus niet meer naar de koning. - Er komt een algemeen kiesrecht dat ook geldt voor de EK. - De EK wordt gekozen toen in die tijd rechtstreeks door de provinciale staten, dus niet meer alleen door de standen. - SG wordt rechtsreeks gekozen - Provinciale Staten worden rechtstreeks gekozen, niet alleen door de standen maar via het algemeen kiesrecht. Het budgetrecht kwam -> de begroting moest worden goedgekeurd door het parlement. Zonder goedkeuring van de begroting kan een minister niet handelen. - Meest omvankelijke recht van het parlement Recht van amendement wordt ingevoerd. Nu wordt het parlement het machtigste. |
Wat hield de Aprilbeweging in van 1853? | De Nederlandse paus herstelt de hiërarchie en gaat weer bisschoppen benoemen. Dit is een gevoelig punt, zeker aangezien dit op zulk manier gebeurd dat de Protestanten zich hier kwetst over voelen. Thorbecke geeft aan dat dit eenmaal maar zo is, en dat de Koning dit moet accepteren. Willem III weigert dit. Thorbecke trad hierdoor af. |
Wat hield de kwestie-Mijer in van 1866? | Mijer was de minister van Buitenlandse Zaken/Kolonien. kwestie-Mijer: de minister van buitenlandse zaken (toen koloniën) had zijn begroting voorgelegd aan het parlement welk was goedgekeurd. Willem III benoemde Mijer heel snel daarna gouverneur generaal van de koloniën. Het parlement was hier niet blij mee en ontbindt de Tweede Kamer. Er komt een nieuwe Tweede Kamer welk vasthoudt op het feit dat Mijer geen gouverneur generaal zou moeten worden. De nieuwe Tweede Kamer verbindt hier echter geen consequenties. Dit suddert echter wel; |
Wat hield de Luxemburgse kwestie in van1867-1868? | Willem III was niet alleen Koning van Nederlanden, maar ook Hertog van Luxemburg. Willem III heeft onderhandelingen om Luxemburg te verkopen aan Frankrijk, dit heeft hij niet besproken met de ministers. Duitsland, Pruisen, is hier niet blij mee. De Russen zorgen ervoor dat dit conflict zonder oorlog wordt opgelost. De Tweede Kamer neemt de verantwoordelijkheid voor de Koning. Ze waren het niet eens met handelen van de Koning. Tweede kamer zegt dat Kabinet verantwoordelijk wordt nemen en dat de regering moet aftreden. Tweede Kamer heeft budgetrecht en keurt de begroting van de minister van buitenlandse zaken af, en de Tweede Kamer wordt weer ontbonden. De nieuwe Tweede Kamer stelt dat de benoeming en handeling van de Koning niet kan. Kabinet heeft geen andere keus om de Tweede Kamer weer te ontbinden. 1868: Kabinet mag niet voor de tweede keer de tweede kamer ontbinden, voor dezelfde reden. De kwestie is al aan het volk voorgelegd, een tweede verkiezing zal dan geen effect hebben. Conclusie: ministers treden af en daarmee is het vertrouwensregel geboren en ongeschreven. Ministers moeten aftreden wanneer er sprake is van schending van vertrouwen. |
Wat gebeurde in het einde van de 19e eeuw? | Een verdere revolutie. Politieke partijen kwamen op, zodat de standpunten meer naar voren zouden komen. Grondwet 1917 - Algemeen kiesrecht wordt ingevoerd in 1919 - Evenredige vertegenwoordiging (coaltievorming, regeerakkoorden, parlementarisering ontbindingsrecht). Politieke partijen hebben geen positie in de grondwet, als iemand gekozen wordt, dan stemt hij zonder last (art. 67 lid 3 Gw). 2012: TK kan informant noemen |
Wat zijn de belangrijkste rechten van het parlement? | 1. Budgetrecht (art. 105 Gw) -> hiermee wordt de begroting verantwoord 2. Inlichtingenrecht (art. 68 Gw) - Ministers moeten inschatten of iets politiek gevoelig ligt, waar de TK moet worden ingelicht. Minister heeft hier de verantwoordelijkheid voor. - Sprake van actieve openbaarmaking aan de kant van de overheid 3. Enqueterecht (70 Gw) - Voor TK en EK - 'te regelen bij wet; = wet in formele zin. Dit kan je niet delegeren, want er staat geen 'bij of krachtens' - Je hebt ook een mini enquete, vooraf onderzoek is niet nodig. - Hoorzitting in de kamers; experts lichten de leden in en geven kennis over onderwerpen. WPE NIET VAN TOEPASSING. 4. Politieke ministeriele verantwoordelijkheid (42 lid 2 Gw) - Dit is zwaarder dan de strafrechtelijke verantwoordelijkheid DE VERANTWOORDELIJKHEID ZIET OP: - Handelen als minister, ook inclusief van zijn voorganger. - Handelen ondergeschikten inclusief de staatssecretaris - Besluiten van ministerraad - Handelen koning |
Wat gebeurde er in 1848 met art. 64 lid 1 Gw? | Parlement had de macht overgenomen, maar er is een ontbindingsrecht voor de TK en EK. Niet zinvol om de EK te ontbinden, want dan vinden er geen nieuwe verkiezingen plaats. De provinciale staten kiezen de EK. |
Wat is het verschil tussen dualisme en monisme? | Dualisme: scherpe scheiding tussen kabinet en SG - Direct een verdrag Monisme: wanneer de fracties en coalitie zijn verbonden - Eerst omzetten naar NL wet of verdrag LET OP: deze termen worden gebruikt voor het internationale recht en de doorwerking hiervan binnen nationale wetgeving. |
Heeft Nederland een echte kiesdrempel? | Nee, het gegeven in het aantal zetels dat in een bepaald vertegenwoordigend orgaan kan worden toebedeelt; |
Welke rechten heeft iemand indien deze in een politieke partij zit? | Parlementaire onschendbaarheid / immuniteit - Deze immuniteit is niet onbeperkt, denk hierbij aan bijvoorbeeld de voorzitter van de Tk en EK. Naast stemmen zou een correctief bindend referendum in de toekomst wellicht mogelijk zijn. Dit wetsvoorstel kwam uit Kamerleden en niet van de departementen aangezien het een initiatief wetsvoorstel. |
Wat is de bestuurlijke macht? | Dit is gelijk aan de uitvoerende macht. De bestuurlijke macht heeft echter ,eer taken en bevoegdheden dan de wetgevende macht vroeger. Structuur: 1. Regering - Ministers (daaronder staatssecretarissen) - Koning 2. EK - Senatoren 3. TK - Volksvertegenwoordigers |
Koning Willem IIII moet nog erg wennen aan het feit dat de macht niet meer bij hem ligt. In de eerste twintig jaar na 1848 komen er hierdoor drie conflicten voor. Welke conflicten? | 1. Aprilbeweging (1853) 2. De kwestie-Mijer (1866) 3. de Luxemburgse kwestie (1867-1868) |
Wat houdt de Luxemburgse kwestie in? (1867-1868) | Willem III was niet alleen Koning van de Nederlanden maar ook groot hertog van Luxemburg. Willem III gaat, zonder een minister hier van op de hoogte te brengen, Luxemburg proberen te verkopen aan Frankrijk. Duitsland is hier helemaal niet blij mee. Dit lijdt tussen Frankrijk en Willem III aan de ene kant, en Duitsland aan de andere kant. Rusland zorgt ervoor dat dit afloopt zonder oorlog. De Tweede Kamer neemt hier verantwoordelijkheid voor, maar is erg verontwaardigd dat Willem III zoveel risico heeft genomen. Het parlement wilt dat de regering aftreedt, maar dit gebeurd niet. De Tweede Kamer maakt, als gevolg, gebruik van het budget recht en wijst het plan van de minister van buitenlandse zaken af. Vervolgens ontbindt de Tweede Kamer zich. Er komt een nieuwe Tweede Kamer, welk nog steeds niet blij is met de begroting: a. 1868: introductie van de conventie waarin staat dat de Tweede Kamer niet twee keer voor dezelfde reden mag ontbinden en een minister (of volledig kabinet) wat geen vertrouwen meer heeft, treedt af (vertrouwensregel). De ministers treden daarom af voor een andere redenen, namelijk het gemis van vertrouwen in de regering. |
Wat gebeurde in het vervolg van de 19e eeuw in? Wat kwam in opkomst? | De politieke partijen centraal. Deze vertegenwoordigen ideologische standpunten. LET OP: de politieke partijen hebben nog geen positie in de grondwet. Als iemand eenmaal gekozen heeft, stemmen de leden zonder last (67 lid 3 Gw) |
Wat gebeurde in het begin van de 20e eeuw? | 1917: sprake van een nieuwe Gw 1919: algemeen kiesrecht en de evenredige vertegenwoordiging Hierdoor is het volgende nodig: * Coalitievorming * Regeerakkoorden * Parlementarisering van het ontbindingsrecht: weinig conflicten met als resultaat ontbinding vindt plaats. Ontbinding vindt eigenlijk alleen maar plaats indien de periode van het parlement voorbij is. |
Wat houdt de motie van afkeuring en de motie van wantrouwen in? | Motie van afkeuring is een onduidelijk instrument. Het hangt af van de wijze waarop de minister omgaat of een beroep moet worden gedaan op de vertrouwensregel en dus dat de minister moet aftreden. Motie van wantrouwen: minister moet echt aftreden Je hebt ook moties van afkeuring in de EK, maar dit gebeurd bijna nooit. |
De TK heeft steeds meer politie macht. Is de EK dan nog wel nuttig? | Ja, de Ek behoudt een belangrijke functie om wetgeving te blijven controleren. |
Hoe kan de macht van het parlement kritisch worden bekeken, in het licht van het ontbindingsrecht? | Er is sprake van een ontbindingsrecht voor het kabinet om de TK te ontbinden. Ook de EK zou kunnen worden ontbonden. Dit heeft echter geen effect omdat geen nieuwe verkiezingen plaats zullen vinden: de provinciale staten zullen bepalen wie in de eerste kamer komt, en deze zal gelijk zijn. |
Wat houdt de staatsnoodrecht (3 Gw) in? Wat zijn de kritiekpunten hierop? | Een bijzondere toestand dat kan worden uitgeroepen waardoor een aantal belangrijke aspecten van het staatsnoodrecht in werking kan worden gesteld. Kritieken: 1. Het staatsnoodrecht is zeer verouderd 2. Twijfel of daadwerkelijk wel sprake was van zulke noodsituatie - De angst was dat deze uitroeping tot noodsituatie alleen maar meer angst zou vormen. 3. De wet publieke gezondheid zou ook kunnen worden toegepast, maar deze wet was te individueel. |
Welke constructie werd er verzonnen van de Wet publieke gezondheid? Wat houdt een veiligheidsrisico in? | Art. 1: geeft aan dat bepaalde infectieziektes kunnen worden gekwalificeerd naar ernst, dit was dus COVID. Art. 6: wanneer sprake is van zulke kwalificatie, de voorzitter van de veiligheidsregio zorgt draagt voor de bestrijding hiervan. Veiligheidsrisico: samenwerkingsverband van gemeenten elk binnen dat kader samen kunnen werken voor het bestrijden van rampen en crisissen. Art. 7: de Minister kan de voorzitters hiervan aanwijzingen geven. |
Wat houdt een GRIP-4 situatie in? Wat kon de burgemeester hierop doen? | GRIP-4: een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis. - Art. 39: indien sprake is van GRIP-4, dan is de voorzitter van de veiligheidsrisico bevoegd om een aantal bevoegdheden uit te voeren. Het gaat dan om art. 175-176 Gemeentewet. Dit zijn de noodbevoegdheden van de burgemeester. Alle voorzitters stelde een noodverordening vast waarin maatregelen waren genomen om de verspreiding van COVID tegen te gaan. Dit is een model noodverordening, en die gingen best ver. |
Zijn de noodverordeningen een goede manier om COVID te bestrijden? | NEE, er was geen sprake van een wet in formele zin. 1. Noodverordeningen beperkte grondrechten: je mocht niet meer naar de kerk en bij elkaar komen. Alleen de wetgever in formele zin mag grondrechten beperken. Grondrechten zijn bedoeld als een vrije sfeer waar de overheid niet mag treden. Nu werden de grondrechten beperkt door de informele, onspecifieke wetgeving. - De overheid moet in beginsel niet bemoeien met de vrije sfeer maar aan de andere kant heeft de overheid een positieve verplichting om de gezondheid van de burgers te beschermen. 2. Democratische controle: het parlement controleert de regering en de regering vervuld de uitvoerende macht en heeft een deel wetgevende macht, maar als het parlement helemaal niet wordt betrokken bij de verordeningen, wordt het lastig om deze te controleren. - De TK controleert de regering, niet de voorzitters van de veiligheidsrisico's 3. De lokale overheden, vooral gemeenten, werden buiten spel gezet: de burgemeester kon bijvoorbeeld niet veel meer |
Wat is het legaliteitsbeginsel en waarom moet sprake zijn van zulk beginsel? | Legaliteitsbeginsel: de eis dat het optreden van de overheid op een wettelijke grondslag berust. Waarom? - Om willekeur te voorkomen - Zorgt voor wettelijke gelijkheid - Begrenst de overheid - Wetgeving speelt een grote rol in het invullen van de democratische principes. Het is dus ook van belang dat degene die het volk vertegenwoordigen betrokken zijn bij het vormen van deze wettelijke grondslag. WET IN FORMELE ZIN IS HIERDOOR OOK WEL EEN SNIJPUNT TUSSEN DEMOCRATIE EN RECHTSSTAAT. |
Wat zijn de twee kanten van het legaliteitsbeginsel? | 1. Formele legaliteitsbeginsel: de eis van een wettelijke bevoegdheidsgrondslag voor overheidsoptreden: a. het stelt een vormeis aan het wettelijke bestuur b. indien geen sprake is van zulk vorm, wordt de wetgeving ontbindend verklaard door de rechter. 2. Materiele legaliteitsbeginsel: het zoveel mogelijk opnemen van algemene regels in wetten in formele zin (primaat van de wetgever): a. Het gaat inhoudelijk over wat er in de wet staat - Primaat van de wetgever = invulling van het legaliteitsbeginsel. Centraal staat dat de belangrijkste wetgeving in de wet worden neergelegd. Dit is geen harde eis, maar het is meer een streven: het idee dat de wet in formele zin de belangrijkste regels bevat; b. Hoofdelementen van regeling in WiFz: reikwijdte, regelementen en duurzame normen. |
Wat houdt wetgeving in formele zin in? | Gemaakt door de Staten-Generaal (81 Gw). De Raad van State geeft hier advies over (art. 73 Gw jo. 17 WRvS). Deze wetten worden gepubliceerd in het Staatsblad (art. 88 Gw). |
Wat houdt de wetgeving in materiele zin in? | Bepaald dat wetgeving algemeen en voor herhaalde toepassing vatbaar moet zijn. Het moet gaan om een verbindend voorschrift naar buiten werkend. Ze moeten ene grondslag hebben in de Gw of de wet in formele zin. - Neutrale groep mensen van toepassing. - Moet voor iedereen gelden |
Hoe was de macht van de Koning geregeld in 1815? | In de grondwet had de Koning veel macht. De koning was het centrale figuur welk veel zelf besliste. In deze Grondwet is de wetgevende macht overgedragen aan de koningen en de Staten-Generaal. - De koning kon zelf wettelijke maatregelen van inwendig bestuur introduceren. Hieraan waren geen eisen gesteld. Koning Willem I maakte hier flink gebruik van. In het begin van de 19e eeuw werd dan ook aangenomen dat de Koning alle maatregelen van inwendig bestuur mocht introduceren welke hij wilde. Ook konden hier straffen worden opgelegd, dit werd bevestigd in het Blanketwet. |
Wat houdt het Meerenberg arrest in? Wat zijn de gevolgen van dit arrest? | Meerenberg kreeg de verplichting tot het registeren van mensen die in een krankzinnige gesticht hadden gezeten. Indien hij dit weigerde te doen, kon via het Blanketwet sancties worden gegeven. Dit waren strafrechtelijke sancties. Meerenberg ging hier tegen in beroep en vroeg zich af waar de Koning zijn bevoegdheid vandaan haalde om dit registratiebesluit vast te stellen. De HR moest bepalen of de koning dit mocht doen, ook al had hij daarvoor geen specifieke bevoegdheid voor gekregen. De HR gaf aan dat dit niet mocht de koning heeft alleen de uitvoerende macht. Desondanks dat maatregelen van inwendig bestuur mochten worden genomen, betekende niet dat deze niet gebaseerd hoefde te zijn op de Gw. Het is van belang of de koning de bevoegdheid is toegekend, in tegenstelling tot onzegd. HR: geen sprake meer kon zijn van de situatie: indien het er niet staat, mag het wel. HR was voor dit argument: indien het er staat mag het, anders niet. Rechtsregel: DE KONING MAG ALLEEN ZIJN BEVOEGDHEID UITWERKEN WANNEER HIJ DIE HEEFT GEKREGEN VAN DE GW EN HET MAG ALS DE WETGEVER DE BEVOEGDHEID HEEFT TOEGEKEND AAN DE KONING. Gw van 1817 werd aangepast met een ruimere interpretatie: de algemene maatregelen van inwendig bestuur mochten nog steeds overal over gaan. Indien deze bepalingen door straffen werden gehandhaafd en gelden voor de burgers dan moet sprake zijn van een wettelijke grondslag (89 lid 1 en 2 Gw) |
Wat is een algemene maatregel van bestuur, zelfstandige AMVB en een onzelfstandige AMVB? | Algemene maatregel van bestuur (AMVB): regel vastgesteld door de regering (bij KB) Zelfstandige AMVB's: geen specifieke grondslag in de Gw of in de wet in formele zin. Het berust op de algemene bevoegdheid van de regering om AMVB'S te maken (81 lid 1 Gw). - Weinig gebruikt vanwege het gebrek aan een wettelijke grondslag Onzelfstandige AMVB: specifieke grondslag in Gw of wet in formele zin. |
Wat houdt het Fluoridering arrest in? | Leerstuk: legaliteitsbeginsel Fluoridering werd aan het drinkwater toegevoegd door de gemeente, omdat burgers veel last hadden in die tijd van gaatjes. De gemeente had aantal punten met drinkwater zonder fluoridering gezet de stad. Had de overheid de bevoegdheid voor deze handeling? HR: in de Waterleidingwet stond dat het van belang was dat goed drinkwater beschikbaar was. Niet stond dat bepaalde stoffen aan het drinkwater mocht worden toegevoegd indien dit niet ten goede ging aan de kwaliteit van het drinkwater. De waterleidingwet werd wel gebruikt als grondslag voor het aanbrengen van fluoride aan drinkwater door de gemeente. Het besluit kan niet verder reiken dan de wet zelf. - Argumentatie: geen sprake van formele wetgeving, aangezien het niet zo was dat burgers werden gestraft voor het niet gebruiken van het drinkwater met fluoride. Maar HR zei dat dit juist het probleem was: het besluit was zo ingrijpend dat mensen zich er niet aan konden onttrekken. Hierdoor is het ook van belang dat sprake is van de juiste wettelijke grondslag. |
Wat houdt het Methadonbrief arrest in? | Een huisarts had een aantal patienten methadon voorgeschreven. Dit werd voorgeschreven aan verslaafde van heroine. De huisarts kreeg en brief van de inspectie: hij mocht geen methadon meer voorschrijven als sprake was van een gespecialiseerde instelling in de gemeente. De huisarts bleef juist hiermee doorgaan. De inspectie schreeuw nog een brief, maar dit keer aan de apothekers. Zij mochten de Methadon niet meer aan die huisarts verstrekken. Huisarts vroeg aan de Hoge Raad of de inspectie de bevoegdheid had voor deze handelingen. HR: inspectie heeft geen bevoegdheid. Als je een brief krijgt van de inspectie van de volksgezondheid, dan ga je ervanuit dat de brief een gezaghebbende voorschrift hebben. Indien sprake is van gezag, dan moet ook sprake zijn van een wettelijke grondslag. Soms verplicht de Grondwet dat een wettelijke grondslag in een WET IN FORMELE ZIN vereist is. Hierbij moet worden gelet op de wetgeving: bij wet, bij of krachtens de wet, regelen, regel of regelen. Vb: het recht tot vereniging (8 Gw), kan alleen BIJ DE WET worden beperkt. |
Wat zijn de gevallen dat de koning/regering mag optreden zonder grondslag in de wet in formele zin? | Besluitingsregering: ja, tenzij bevoegdheid uitrdrukkelijk ontzegd is door de Gw. Meerenberg: Nee, tenzij bevoegdheid uitdrukkelijk toegekend is. Grondwet 1887: ja, regering mag zelfstandig ambvb's maken zolang daarop geen straffen staan. Fluoridering: ja, en het mag geen ingrijpende (feitelijke dwingende) maatregel betreffen. Methadonbrief ja, en er geen gezaghebbende voorschriften worden gegeven. Grondwet 1983: ja, en de Grondwet geen regeling bij (of krachtens) formele wet voorschrijft. |
Wat houdt de primaat van de wetgever in? | Niet alles hoeft te worden vastgesteld in de wetten in formele zin. De wetgever in formele zin kan de wet in formele zin verder uitwerken in de materiele wetgeving. - Vb: wegenverkeerswet is een formele wetgeving, maar bevat de mogelijkheid tot uitbreiding van materiele wetgeving (bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld). Hieronder kan een amvb hangen en daaronder een ministeriele regeling. |
Waarom is het van belang dat er een terugtred is van de wetgever? | De wet in formele zin bevat een wettelijke grondslag, maar dat sprake is van weinig inhoud. De hoofdlijnen van regelgeving, dat waar de volksvertegenwoordiging over moeten beslissen, worden niet meer in de wet in formele zin gelegd, maar in de AMVB's. Dit schuurt met het idee dat de volksvertegenwoordiging de belangrijkste regels vaststelde Het is bepaald dat de wet in formele zin aanwezig moet zijn, maar niet hoeveel. |
Het parlement heeft wellicht bepaalde bevoegdheden gedelegeerd aan de regering, maar wil toch nog bepaalde controle hebben. Welke vormen van controle valt te onderscheiden? | 1. Controle vooraf (voorhang): een onderwerp-AMVB wordt aan het parlement voorgelegd. 2. Controle achteraf (nahang): een vastgestelde AMVB wordt aan het parlement voorgelegd |
Wat zijn de vier vormen van delegatie, vastgesteld in de aanwijzingen voor de regelgeving (art. 2.36-2.40)? | 1. Gecontroleerd: voorschriften kunnen bij lagere regeling worden vastgesteld, maar een ontwerp daarvan moet ter kennis van het parlement wordt gebracht; 2. Voorwaardelijk: een lagere regeling moet voor haar inwerkingtreding worden voorgelegd aan het parlement en het parlement kan binnen een bepaalde termijn vaststelling van de regeling bij wet eisen. 3. Tijdelijk: voorschriften kunnen tijdelijk lagere regeling worden vastgesteld, maar deze moet op korte termijn worden vervangen door een wet. 4. Onder het vereiste van goedkeuring bij wet: voorschriften kunnen tijdelijk bij lagere regelgeving worden vastgesteld, maar die regeling moet op korte termijn bij wet worden goedgekeurd. |
Wat maken de artikelen 93 en 94 Gw mogelijk? | `Zij maken het mogelijk dat ieder verbindende verdragsbepaling rechtstreeks doorwerken in ons nationaal systeem. Deze gaan ook voor op de rechtsregels en de wet in formele zin. Hieruit vloeit voort dat verdragdbepalingen ook stilzwijgend kunnen worden aangenomen. NB: de rechter mag niet conform 120 Gw toetsen of een formele wet in strijd is met de grondwet, maar dit betekend niet dat de rechter niet mag toetsen of een verdragsbepaling hiermee in strijd is. |
Wat houdt de betrokkenheid van het parlement in bij het EU-recht? | In de meeste gevallen zijn bij wetgeving het Europees Parlement betrokken. De verkiezingen hiervoor zijn niet heel democratisch gelegitimeerd. De raden hebben echter meer invloed op de wetgeving. |
Wat houdt de oranje en gele kaart procedure in? | Het versterken van de nationale parlementen bij wetgeving op EU-niveau kan door een gele kaart procedure en een oranje kaart procedure. Gele kaart: bepaalde wetgeving kan op nationaal niveau plaatsvinden. Indien 1/3e van de nationale parlementen dit vindt, dan moet de Europese Commissie het heroverwegen. Oranje kaart: hetzelfde principe, maar hiervoor moet de helft van de nationale parlementen het hier mee eens zijn. Hierdoor moet de Europese Commissie het weer heroverwegen en het Europees Parlement of Raad (55%) kunnen het voorstel stoppen. Op nationaal niveau kan ook sprake zijn van versterking, namelijk conform art. 3 en 4 Goedkeuringswet bij het verdrag van Lissabon. |
Wat houdt de ´onafhankelijke rechter´ in? | De rechter moet zich individueel functioneren, waardoor de rechter ook kritisch kan kijken naar de toepassing van de wet. |
Aan de hand van welke kernelementen kan je de rechtspraak betekenis geven? | 1. Concreet geval: de rechter beslist op basis van een concreet geval welke geldt tussen twee partijen - De beslechting van een geschil kan zijn tussen twee private partijen, of strafzaken of bestuursrechtelijke zaken. 2. De rechtsomgang moet met bijzondere waarden zijn omkleed - Vb: hoor- en wederhoor / rechtsbijstand. 3. Het oordeel moet binden tussen partijen |
Wat houdt art 77 Gw in? | Dit is een nieuw artikel in de grondwet. Hierin staat dat ieder bij het vaststellen van zijn recht en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen heb ingesteld vervolging, recht heeft op een eerlijk proces binnen een redelijk termijn voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter. - Dit artikel en voorwaarden hebben veel weg van art. 6 EVRM. - De Nederlandse wetgever heeft bepaald dat zij in de termen van de wet dicht bij het EVRM wilt blijven. De reikwijdte van dit artikel is wel ruimer. |
De onafhankelijkheid van de rechter bestaat uit twee vormen. Welke twee vormen? | 1. Rechtspositionele (persoonlijke) onafhankelijkheid) 2. Functionele (zakelijke) onafhankelijkheid) |
Wat houdt de rechtspositionele (persoonlijke) onafhankelijkheid in? | Ziet op de positie van de rechter. Zij moeten hun werk kunnen doen zonder te hoeven vrezen dat negatieve uitspraken effect hebben op hun rechtspositie. a. De onafhankelijkheid van de rechter is geregeld in 117 en 116 lid 4 Gw. i. De leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast en de procureur-generaal bij de HR worden bij koninklijk besluit VOOR HET LEVEN BENOEMD. Het idee is dat je tussendoor niet kan worden ontslagen, maar zie lid 2 ii. Op eigen verzoek en wegens het bereiken van een bij de wet bepalen leeftijd worden zij ontslagen: de regering heeft hier geen invloed op iii. IN DE GEVALLEN BIJ DE WET BEPAALD kunnen zij door een bij de wet aangewezen, tot de rechterlijke macht behorend gerecht worden geschorst of ontslagen: - Dit is de HR (116 lid 4 Gw): de toezicht op de rechterlijke macht wordt geregeld door de leden van de rechterlijke macht. Hier heeft de regering GEEN invloed op. IV. de wet regelt hun rechtspositie b. Het EVRM biedt hier ook eisen voor. Art 6 EVRM geeft aan: "onafhankelijk en onpartijdigheid gerecht dat bij de wet is ingesteld' i. De eisen welk het EVRM stelt ten aanzien van de persoonlijke onafhankelijkheid zijn kleiner: het hof vindt het bijvoorbeeld niet van absoluut belang dat een rechter voor het leven is genoemd. |
Wat houdt de functionele (zakelijke) onafhankelijkheid in? | De rechter heeft de beslissingsvrijheid om, ten opzichte van de andere twee rechtsmachtigen, vrij is om recht te kunnen spreken zonder invloed van buiten af Dit kan voorkomen waarbij de persoonlijke onafhankelijkheid niet goed is geregeld, zoals dreigend ontslag: a. Dit wordt gewaarborgd door 6 EVRM, maar ook indirect door 117 Gw, aangezien deze grondwetsartikel moet worden gelezen aan de hand van art. 6 EVRM. Het EVRM zegt dat sprake moet zijn van 'safeguards' (waarborgen) binnen het rechtssysteem dat de wetgever en de uitvoerende macht de rechter niet kunnen beinvloeden. - Voorbeelden: geen relatie van ondergeschiktheid, geen inhoudelijke aanwijzingen of bevelen vanuit de uitvoerende macht, geen afleggen van verantwoordering aan de uitvoerende/wetgevende macht ( rechter spreken via hun uitspraken en daar moeten mensen het mee doen) en geen ingrijpen in rechterlijke beslissingen door uitvoerende macht. b. LET OP: HET HANGT AF VAN DE OMSTANDIGHEDEN VAN HET GEVAL HOE DE EVRM DIT TOEST |
Wat houdt het arrest Van de Hurk in? | Leerstuk: probleem met de functionele onafhankelijkheid van de rechter. Feiten: van de Hurk was een melkboer en produceerde meer melk dan bij quotum werd bijgesteld. Van de Hurk maakte hier bezwaar tegen, maar hier werd geen gehoor aan gegeven. Vervolgend ging Van de Hurk in beroep bij de CBB. Het beroep werd verworpen. Van de Hurk vond dit toch moeilijk en ging naar het Strasburgse Hof. Van de Hurk claimde dat de uitspraak door de regering kon worden overruled conform de wet. Het hof gaf hem gelijk; maar dit mocht helemaal niet in de wet staan aangezien die een inbreuk zou opleveren op grond van 6 EVRM. De uitspraak hielp Van de Hurk helemaal niet, want het quotum werd niet verhoogd. Maar dit maakte niet uit. Het maakte ook niet uit dat die bevoegdheid, het overrulen van de uitspraak van het CBB, nooit is gebruikt. Kern: de schijn van afhankelijkheid is al voldoende om een inbreuk te leveren op art 6 EVRM. - De mogelijkheid tot overruling mag niet volgens het hof. De schijn van afhankelijkheid werd gewekt door zo'n wet, ook al maakt de regering nooit gebruik van zijn bevoegdheid. De schijn van afhankelijkheid is al voldoende en dit kan volgens het hof niet door de beugel. |
Noem twee elementen van de onpartijdigheid. | 1. Rechter staat neutraal ten aanzien van de zaal (17 lid 1 jo. 6 EVRM) - Wanneer een familielid voor hun staat, dan moeten ze zich verschonen van de zaak. 2. Nevenfuncties van de rechters zijn altijd openbaar |
Wat is het onderscheid subjectieve en objectieve onpartijdigheid? | Subjectieve onpartijdigheid: of sprake is van een schijn van eventuele partijdigheid. Objectieve onpartijdigheid: of sprake is van daadwerkelijke onpartijdigheid binnen het geschil welke de rechter berecht. |
De schijn van onpartijdigheid is van belang ten aanzien van de positie van de Raad van State. Welke dubbele functie heeft de Raad van State? | 1. Rechtspreken over kwesties waarin burgers het niet eens zijn met beslissingen van de overheid (hoogste algemene bestuursrechter) 2. Adviseert over alle wetsvoorstellen en ontwerp maatregelen van bestuur. De Raad van State kijkt hierin naar de kwaliteit en uitvoerbaarheid van de wetten en of deze voorstellen wel in de overeenstemming zijn met de grondwet, andere wetten en verdragen. Staatsraden regelen dit, Dit kan wringen op het moment dat de staatsraden adviseren over een bepaalde wetgeving, maar ook een conflict moet fixen ten aanzien van bestuursrechtspraak. |
Wat houdt het EHRM arrest Benthem t. Nederland in? | Feiten: Benthem wilde een tankstation exploiteren en vroeg hiervoor een vergunning aan. De vergunning werd verleend. Benthem ging vervolgens een tankstation bouwen. Een aantal omwonenden kwam hiertegen in beroep, waaronder de inspectie van milieu. Deze vergunning zou ten onrechte zijn verleend aangezien gevaarlijke situaties zouden kunnen ontstaan, zoals brandgevaar. Het gevolg was dat de vergunning werd ingetrokken. Het tankstation moest weer verwijderd worden. Hier was nog geen sprake van het CBB, alleen de KROON: een vorm van administratief beroep welke erg gebruikelijk was. Je kon hier in beroep gaan bij een ander bestuursorgaan dan welk het besluit had genomen, en deze zou het besluit heroverwegen. Het hoogste bestuursorgaan was de KROON: de koning en de ministers. De KROON kreeg advies van de afdeling geschillen van de RvS. Deze werd altijd gevolgd, maar dit hoefde zij NIET te doen. Benthem: klaagde dat geen sprake was van een onafhankelijke rechter die naar zijn zaak is gaan kijken, omdat de KROON hem had berecht. Het EVRM zei: "bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichten of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijke en onpartijdig gerecht dat bij wet is ingesteld. - Burgerlijke rechten en plichten zijn autonome termen - EVRM zegt dat echt verlenen van vergunning een burgerlijk recht is, WANT HET GAAT HIER OM EEN EIGENDOMSRECHT. - Dit geschil viel binnen het bereik van 6 EVRM -> geen sprake van een onafhankelijke rechter en onpartijdige rechter die naar dit burgerlijk recht geschil heeft gekeken, DUS SPRAKE VAN EEN INBREUK VAN 6 EVRM. |
De interpretatie van 6 EVRM is ruim, maar niet onbeperkt. Wat valt niet onder de reikwijdte van 6 EVRM? | 1. Nationaliteitenkwesties; 2. Vreemdelingenzaken; 3. Belastingzaken Waarborgen van 6 EVRM zijn hier niet van toepassing -> de grondwet is hierin ruimer (17 lid 1 gW) |
De rechterlijke bevoegd en macht staat geregeld in 112 en 113 Gw. Tot de rechterlijke macht behoren de rechtbanken, gerechtshoven en de HR. Welke bevoegdheden heeft de rechterlijke macht? | 1. Burgerlijke rechten en schuldvorderingen (112 lid 1 Gw): hierin is van belang wat je als eiser stelt (objectum litus leer). De burgerlijke rechter kan dus ook een geschil berechten welke tussen de overheid en de staat verkeerd, het gaat namelijk uiteindelijk niet om de partijen. 2. Bestuursrechtspraal (112 lid 2 Gw): het gaat hier vooral op beroep: ABRvS, CRvB en CBB hebben GEEN rechterlijke macht, maar de waarborgen van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid zijn wel van toepassing. 3. Strafbare feiten (113 lid 1 Gw): we weten niet wat nou echt een strafbaar feit is (want een strafbaar feit is niet gedefinieerd) en bestuursrechters kunnen ook straffen opleggen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een boete - LET OP: ZULKE BOETES DOOR DE BESTUURSRECHTERS ZIJN GEEN STRAFFEN IN DE ZIN VAN DE RECHTERLIJKE MACHT. |
Wat is de verhouding tussen rechter en wetgever op dit moment? | Rechters hebben in de afgelopen jaren op verschillende manieren teruggefloten, zoals bij de stikstofnormen, Urgenda-zaak en de avondklok. De politiek is kritisch over de rechters en hun functies. Hierdoor is een soort spanning opgetreden tussen de politiek en de rechterlijke macht. |
Wat houdt art. 11 en 13 in voor de rechter (Wet algemene bepaling 1829)? | De rechter moet kijken naar de wettelijke bepalingen en de omstandigheden van het geval. Art. 11 Gw: Rechter moet zich niet bemoeien met de wet. Art. 13: rechter moet rechtspreken indien de zaak hem voor wordt gelegd. - De wet is niet altijd duidelijk. De rechter mag niet wachten op de wetgeving om duidelijkheid te geven over de wetgeving. |
Wat houdt het toetsingsverbod voor de rechter in (120 Gw)? | De rechter niet in de beoordeling treedt van de grondwettigheid van wetten en verdragen. - Ratio: de rechter moet bepalen of sprake is van een overeenstemming met de Gw, dit is de bevoegdheid van de wetgevende macht. Het idee erachter dat het de wetgevende macht is welk de grondwet moet uitleggen, niet de rechter.. Er zijn sprake van waarborgen: parlement moet uitleg kunnen bieden. |