Waar gaat het staatsrecht over? | Recht dat ziet op de organisatie van de staat:
- Inhoud en functioneren van de instellingen van de staat
- Bevoegdheidsverdeling (horizontaal en verticaal) en begrenzing van de bevoegdheid
De grondrechten geven de grenzen van de staatsmacht weer.
Het gaat over de democratische rechtsstaat en de totstandkoming van de staat Nederland. Nederland is een rechtsstaat, maar ook een constitutionele monarchie (want het is ook een koninkrijk). |
Wat zijn de klassieke grondrechten? | Vrijheid van meningsuiting, recht op petitie. De overheid moet het recht van demonsteren wel mogelijk maken.
Ze creeeren een staatsvrije sfeer.
Klassieke grondrechten zijn ook participatie rechten, zoals het recht op kiesrecht. |
Wat zijn sociale grondrechten? | Grondrechten die juist aangeven dat de staat de verplichting heeft om een sfeer te vormen dat de bevolking op een bepaald sociaal niveau kunnen leven. Staat moet regelen dat er een bepaald sociaal minimum is.
Dit zijn tweede-graads rechten
- Woningbouw
- Werkgelegenheid |
Wat is het verschil tussen een constitutie en een grondwet? | Constitutie: elk land heeft een constitutie, dit zijn ongeschreven regels.
Grondwet: niet elk land heeft een grondwet, dit zijn geschreven regels. |
Wat is het verschil tussen een flexibele en rigide grondwet? Wat voor grondwet heeft Nederland? | Flexibel: de grondwet is makkelijk te wijzigen.
Rigide: de grondwet is moeilijk te wijzigen. Nederland heeft een rigide grondwet, want er is een strenge toetsing voor de wijziging van de grondwet.
- Verzwaarde procedure om deze grondwet te wijzigen: dit moet door middel van twee lezingen. |
Wat houdt de vertrouwensregel in? | Dit is een ongeschreven regel.
De minister wordt geacht op te stappen wanneer er geacht geen vertrouwen meer te zijn. Er is vertrouwen tot dat het tegendeel blijkt.
In de provincie- en gemeentewet staat het vertrouwensregel opgenomen, maar het vertrouwensregel geldt niet voor de burgemeester. De burgemeester wordt benoemd door het koninklijk besluit door de regering. |
Wat zijn de eisen van de democratische rechtsstaat? | 1. Legaliteitsbeginsel
- Geen overheidshandeling zonder een wettelijke grondslag
2. Machtenscheiding
- Evenwicht van de machten
3. Onafhankelijke rechter
4. Grondrechten
5. Democratie
DE DEMOCRATISCHE RECHTSSTAAT MET DE OPENHEID VAN DE MACHTSWISSELING. |
Wat zijn de periodes van de totstandkoming van de Nederlandse staat? | Vijf perioden:
1. Landsheerlijke periode (10e-15e eeuw)
2. Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1579-1795)
3. Franse Tijd (1795-1813)
4. Koninkrijk der Nederlanden (1814-1815)
5. Verdere evolutie tot vandaag |
Wat houdt de landsheerlijke periode in? | 1543: Personele unie
- In zijn persoon komt het samen; Karel de Vijfde heerst over een gebied.
De macht ligt in deze periode bij Karel de Vijfde. Hij was de koning/landsheer en hij was vertegenwoordiger van god.
De soevereiniteit ligt bij de vorst. Het gebied van Karel was te groot, vandaar dat hij overal stadhouders en landvoogden.
De Raad van State was toen een administratieve ondersteuning van het bestuur.
De rechtspraak was toen niet onafhankelijk; de rechter is afhankelijk van de koning.
Er is sprake van centralisatie: de afzonderlijke staten van de gewesten worden samengevoegd door Karel in de Staten-Generaal. Er waren nog geen twee kamers. Je had standen, zoals de rijke adel, geestelijke en rijke boeren/burgerij.
Karel de Vijfde had belasting nodig om oorlog te voeren.
1515: Karel de vijfde besluit om af te treden. Hij verdeeld zijn rijk aan zijn broer en zoon. Zijn zoon, Filips II, spreekt geen Nederlandse en is nooit in Nederland geweest. Hij wil niks met Nederland te maken hebben, maar hij wil wel dat de Nederlanden het katholieke geloof aannemen. Hij wil de andere geloven verbieden. |
Wat houdt de periode van de Republiek der Verenigde Nederlanden in? | 1568: de Opstand
- Ging over de belastingproblematiek. De gewesten waren eerst autonoom en nu moesten zij afhankelijk worden.
1579: Unie van Utrecht
- De Noorderlijke Nederlanden sluiten de Unie van Utrecht; zij vormen met elkaar een confederatie. De provincies blijven zelfstandig, maar vormen alleen een eenheid op defensie en buitenlandse vereniging.
1581: Plakkaat van Verlatinge
- Het verlaten van het Spaanse Rijk van Filips II
1648: Vrede van Munster
- de 80-jarige oorlog wordt afgesloten in 1648 met de Vrede van Munster. De Noorderlijke Nederlanden sluiten dit.
De Zuidelijke Nederlanden sluiten toch de Unie van Atrecht met Filips II. Ze verenigen zich en blijven toch bij het Spaanse Rijk van Filips II.
Daarna de Republiek der Verenigde Nederlanden (1684 en verder). Nog geen duidelijke scheiding van de machten en je hebt nog stadhouders/raadpesnionarissen. |
Wat houdt de territoriale uitbreiding in? | Slavernij was geregeld door private partijen. Ze werden niet gestuurd door de Staten-Generaal. Maar bij oprichting kregen de private partijen het alleenrecht om handel te drijven, door de Staten-Generaal. De private partijen kregen de bevoegdheid om overzeese gebieden om verdragen te sluiten met de vorsten. Ze mochten bestuur voeren, maar de Nederlandse economische belangen mochten niet geschaad worden.
1621: West-Indische compagnie
- Doel: oorlog tegen de Spanjaarden ook op zee voort zetten. Ook om de Spanjaarden voor te zijn met de handel. De WOC en VOC moesten de Spanjaarden verzwakken.
1863: daarna slavernij afgeschaft.
- De handel valt stil, dus minder economische groei. |
Wat houdt de periode van de vestiging van de eenheidsstaat? | Daarna komt de vestiging van de Bataafsche Republiek (1795-1806)
De eenheidsstaat begint met de Bataafsche Republiek. Met een moderne grondwet, die we nu ook terugzien in onze grondwet. Beinvloed door de verlichting, waar de mens centraal stond. De overheid is er om de vrijheid en gelijkheid van het volk te beschermen. De soevereiniteit komt bij het volk te liggen, er komt een machtenscheiding en eenheidsstaat (nieuwe idealen). |
Wat houdt de verandering in na 1806? | Er komen nieuwe staatsregelingen met sterke uitvoerende macht (1801). Frankrijk verstevigt haar greep. Er is sprake van centralisatie en Nederland verliest haar onafhankelijkheid.
1801: Napoleon breidt zijn macht uit.
1806: Nederland wordt een Koninkrijk
Dan inlijving van Nederland bij Frankrijk voor drie jaar. |
Wat hield de periode in van 1814 en 1815? | 1814: Koninkrijk der Nederlanden
- Soevereine Vorst en Staten-Generaal
- De wetgevende macht ligt bij de vorst en SG gezamenlijk
- Er is een eenheidsstaat met provincies en steden
1815-1830: Nederland verenigd zich met Belgie
- Er komt een invoering van de tweekamerstelsel
Na 15 jaar verlaat Belgie Nederland; er is sprake van scheiding, met als gevolg dat Nederland weer op zoek gaat naar een nieuwe grondwet.
- Nederland is een koloniale staat geworden |
Wat waren de gevolgen van Nederland als koloniale staat? | Bestuurd vanuit Nederland door de uitvoerende macht. De slavernij bestond tot 1863 (1873). De slaven in de kolonien worden uitgesloten van burgerschapsrechten, zoals het kiesrecht. |
Wat werd in 1848 ingevoerd? | Den ministeriele verantwoordelijkheid
Het rechtstreekse kiesrecht in de Tweede Kamer |
Wat gebeurde er in de 20e en 21ste eeuw? | Dekolonisatie en hervorming Koninkrijk
1945-1949: Indonesie strijdt voor onafhankelijkheid
1954: Statuut voor het Koninkrijk
- Zelfstandigheid en gelijkwaardigheid
- art. 3 Statuut: aangelegenheden van het Koninkrijk, 1 nationaliteit
- Nederland blijft dominant
1975 Suriname wordt onafhankelijk
1986: Aruba uit de Nederlandse Antillen
2010: hervorming Koninkrijksstructuur |