Buscar
Estás en modo de exploración. debe iniciar sesión para usar MEMORY

   Inicia sesión para empezar

Inleiding Recht


🇳🇱
In Holandés
Creado:


Public
Creado por:
Katja vd Plas


0 / 5  (0 calificaciones)



» To start learning, click login

1 / 25

[Front]


Wat is de definitie van 'recht'? En hoe verschilt dit van moraal?
[Back]


Het recht is het geheel van regels en normen dat het maatschappelijke verkeer leidt en zorgt dat er een oplossing komt als mensen zich niet gedragen zoals wordt verwacht. Recht is afdwingbaar en bemoeit zich met uiterlijke gedragingen, bij het overtreden staan hier sancties tegenover. Moraal daarentegen is niet afdwingbaar en gaat over innerlijke houding, op de overtreding staat meestal geen sancties.

Practique preguntas conocidas

Manténgase al día con sus preguntas pendientes

Completa 5 preguntas para habilitar la práctica

Exámenes

Examen: pon a prueba tus habilidades

Pon a prueba tus habilidades en el modo de examen

Aprenda nuevas preguntas

Popular en este curso

Aprende con fichas

Modos dinámicos

InteligenteMezcla inteligente de todos los modos
PersonalizadoUtilice la configuración para ponderar los modos dinámicos

Modo manual [beta]

Seleccione sus propios tipos de preguntas y respuestas
Otros modos disponibles

Escuchar y deletrearOrtografía: escribe lo que escuchas
elección múltipleModo de elección múltiple
Expresión oralResponde con voz
Expresión oral y comprensión auditivaPractica la pronunciación
EscrituraModo de solo escritura

Inleiding Recht - Marcador

1 usuario ha completado este curso

Ningún usuario ha jugado este curso todavía, sé el primero


Inleiding Recht - Detalles

Niveles:

Preguntas:

116 preguntas
🇳🇱🇳🇱
Wat is de definitie van 'recht'? En hoe verschilt dit van moraal?
Het recht is het geheel van regels en normen dat het maatschappelijke verkeer leidt en zorgt dat er een oplossing komt als mensen zich niet gedragen zoals wordt verwacht. Recht is afdwingbaar en bemoeit zich met uiterlijke gedragingen, bij het overtreden staan hier sancties tegenover. Moraal daarentegen is niet afdwingbaar en gaat over innerlijke houding, op de overtreding staat meestal geen sancties.
Wat is het onderscheidt tussen objectief- en subjectief recht?
- Objectief recht: een geheel van geldende regels of normen die geldt in een samenleving. - Subjectief recht: persoonlijke bevoegdheden die worden ontleend aan het objectieve recht, individuele bevoegdheden die een mens heeft.
Wat is het onderscheidt tussen 'natuurrecht' (ius constituendum) en 'positief recht' (ius positivum)?
- Natuurrecht: het ideale recht, zoals wij zouden willen dat het geldt/zoals het zou moeten zijn. dit is hoger recht, ongeschreven rechtsbeginselen als toetssteen voor de geldigheid van wetten. Rechten die mensen van nature toekomen. - Positief recht: het geheel van het recht dat door de staat is afgevaardigd. wordt door een bevoegde instantie, volgens vaste procedures, met dwang gehandhaafd.
Wat zijn drie verschillen tussen het publiek- en het privaatrecht?
1. Bij het publiekrecht staat algemeen belang centraal; bij het privaatrecht staan particulieren belangen van individuen centraal. 2. Bij publiekrecht is er een verticale verhouding tussen burger en overheid (geen gelijke partijen); bij privaatrecht is er een horizontale verhouding tussen burgers (wel gelijke partijen). 3. Bij publiekrecht ligt het initiatief van handhaving bij de overheid; bij het privaatrecht ligt dit initiatief bij de burgers.
Wat is het verschil tussen dwingend- en aanvullend-/regelend recht?
- Dwingend recht: regels waar niet van afgeweken mag worden. Ook niet als er andere afspraken zijn gemaakt. - Aanvullend-/regelend recht: als er onderling geen afspraken zijn gemaakt, dan geldt het aanvullende recht.
Wat is het verschil tussen formeel- en materieel recht? En wat is het verschil tussen een wet in formele- en een wet in materiële zin?
- Formeel recht: processueel, formeel recht bepaald hoe het materieel recht wordt gerealiseerd. - Materieel recht: inhoudelijk recht, betreft de gedragingen van mensen (wat wel en niet mag). - Wet in formele zin: een gezamenlijk besluit van de regering en de Staten-Generaal. - Wet in materiële zin: meer inhoudelijk, voor ieder verbindende bepalingen: voor iedereen en herhaaldelijk toepasbaar.
Wat zijn de rechtsgebieden?
- Publiekrecht: Staatsrecht, Strafrecht, Bestuursrecht. - Privaatrecht: Familierecht, Personenrecht, Vermogensrecht.
Wat zijn kenmerken van het privaatrecht?
1. Overeenkomsten waar wederzijdse rechten en verplichtingen uit voort vloeien staan centraal. 2. Familierecht: niet op geld waardeerbare rechten. 3. Vermogensrecht: wel op geld waardeerbare betrekkingen van de mens centraal. 4. Obligatoire overeenkomst = een verbintenis scheppende overeenkomst. 5. Onrechtmatige daad kan ook verplichtingen scheppen.
Wat zijn kenmerken van het strafrecht?
1. Strafrecht als ultimum remedium. 2. Sanctierecht, gericht op bewuste leedtoevoeging. 3. Onderscheidt tussen misdrijven en overtredingen. 4. Onderscheidt tussen doleuze delicten (opzet) en culpoze delicten (schuld).
Wat zijn kenmerken van het staatsrecht?
1. De belangrijkste regels van de nationale ordening van het overheidsapparaat, van de invloed van de burgers hierop, van burgerlijke rechten en vrijheden. 2. Verschil Grondwet en Constitutie (GW + ongeschreven recht) 3. Organieke wetten: wetten die een uitwerking geven van art. uit de GW. 4. Nederland als constitutionele monarchie met parlementair stelsel. 5. Nederland als gedecentraliseerde eenheidsstaat (territoriale en functionele) 6. Verschil autonomie (regeling en bestuur van de eigen huishouding wordt aan lagere instellingen overgelaten) en medebewind (lagere instelling werkt mee aan de uitvoering van een hogere regeling).
Wat zijn kenmerken van het bestuursrecht?
1. Een geheel van rechtsregels dat betrekking heeft op de bestuurstaak van de overheid. 2. Gaat over de connectie tussen overheid en burger. 3. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb).
Noem de vier formele rechtsbronnen.
1. Het verdrag; 2. De wet; 3. De rechtspraak; 4. De gewoonte.
Noem drie regels om de wettenhiërarchie vast te stellen.
1. Lex superior: hogere wetgeving voor lagere wetgeving. 2. Lex posterior: latere wetgeving voor eerdere wetgeving. 3. Lex specialis: bijzondere wetgeving voor algemene wetgeving.
Wat is het verschil tussen Common law en Civil law?
- Common law: uitspraken van de rechter staan centraal, hangt veel gewicht aan. - civil law: de wet staat centraal.
Wat is het rechterlijke toetsingsverbod van art. 120 GW en waarom hebben we dit?
- De rechter mag de grondwettelijkheid van wetten en verdragen niet toetsen. - Waarom? (1) democratie (rechter is voor het leven benoemd, wetgever is democratisch verkozen); (2) rechtszekerheid; (3) trias politica waarborgen; (4) legisme
Wanneer kunnen we van gewoonte als rechtsbron spreken?
1. Usus: herhaling van de gedraging; 2. Opinio necessitatis: overtuiging dat men zich zo behoort te gedragen als gevolg van een rechtsplicht.
Hoe komt een verdrag tot stand?
1. Onderhandelingen door vertegenwoordigers; 2. Sluiten van verdrag (inhoud vaststellen en ondertekenen); 3. Goedkeuring Staten-Generaal (uitdrukkelijk of stilzwijgend); 4. Ratificatie of bekrachtiging; 5. Bekendmaking in Tractatenblad.
Wat is het verschil tussen een dualistische en monistische doorwerking van verdragen?
- Dualisme: nationaal en internationaal recht compleet gescheiden. Transformatieleer: het internationale recht moet eerst worden getransformeerd tot nationaal recht. - Monisme: nationaal en internationaal recht zijn een systeem. Internationaal recht werkt direct door. (NL --> art. 93 GW).
Wat is het verschil tussen normatieve- niet-normatieve- en kwalificatieregels?
- Regels die het gedrag van burgers, bedrijven en overheid normeren en reguleren. - Verwijzingsregels, schakelbepalingen, juridische constructies en ficties. - Deze zijn gericht tot de toepasser van de regel.
Wat zijn de drie modaliteiten van normatieve regels?
1. Verbod: je mag iets niet doen. 2. Gebod: je moet iets doen. 3. Verlof: je mag iets doen, het is niet verboden maar ook niet verplicht.
Wat is de empirische cyclus?
Het voortdurende proces van inductie , theorievorming, deductie en toetsing. Het onderzoek begint met het onderzoeken naar patronen en correlaties door zorgvuldige waarnemingen van het onderwerp van onderzoek.
Wat is het verschil tussen inductie, deductie en abductie?
- Inductie: een algemene theorie is afgeleid uit een reeks afzonderlijke waarnemingen. - Deductie: van algemene regels naar een bijzondere (rechtswetenschap). - Abductie: feiten worden vastgesteld uit waarnemingen, terwijl de kans groot is dat nog niet alles is waargenomen.
Wat zijn externe perspectieven op recht?
1. Rechtsfilosofie 2. Rechtseconomie 3. Rechtspsychologie 4. Rechtsantropologie 5. Rechtssociologie 6. Criminologie
Wat is waarheidsvinding?
De rechter moet uitzoeken of het bewijs één-op-één samenvalt met de voorwaarden van de rechtsregel, waardoor het rechtsgevolg zal intreden. Dit gaat volgens een modus ponens. - Regressief redeneren: een bepaalde beslissing wordt rechtvaardig geacht en daar wordt dan een geldige rechtsregel bij gezocht. - Progressief redeneren: een feit is relevant en daaruit volgt de conclusie (waar de rechter naar streeft).
Wat is de rechtsstaat?
Een staat die zich bij het handhaven van de maatschappelijke orde houdt aan de (grond)wettelijke regels die de burger tegen willekeur en machtsmisbruik beschermen. Rechters moeten onafhankelijk zijn zodat ze onpartijdig en rechtvaardig beslissen.
Noem de twee mogelijkheden voor het analyseren van iets.
1. Analytisch: het zodanig ontleden van een bepaald geheel dat we zich krijgen op samenstellende delen. 2. Hermeneutisch: proberen te analyseren en het doel van iets te begrijpen.
Wat is het verschil tussen modus ponens en modus tollens (deductieve redeneervormen? En het verschil tussen progressief en regressief redeneren?
- Modus ponens: propositie is als P dan Q, assumptie is P, conclusie is Q. - Modus tollens: propositie is als P dan Q, assumptie is niet Q, conclusie is niet P. - Progressief: van premissen naar de conclusie. - Regressief: van assumptie en beslissing naar regel.
Wat zijn de drie types van rechtsvinding van Montesquieu?
1. Republiek: de strikte gehoorzaamheid aan de wet, heteronome rechtsvinding (rechter als spreekbuis, interpretatie door wetgever). 2. L'etat despotique: niet de wetten maar hat oordeel van de rechter, autonome rechtsvinding. 3. L'etat monarchique: een tussenvorm, combinatie van beide.
Wat zijn kenmerken van het klassieke model (positivistisch) en het kritiek daarop?
= Rechtstoepassing 1. De centrale positie van de wet (kritiek: wet heeft niet op alle vragen een antwoord) 2. Onproblematische toepassing van de wet (k: wet kan niet 'mechanisch' worden toegepast) 3. Legaliteit is belangrijker dan legitimiteit (hoe we dat rechtvaardig achten) (k: legitimiteit is even essentieel als legaliteit) Legisme: nauwe toepassing van de wet (-> Rechtszekerheid, uit een bepaalde rechtsregel moet noodzakelijkerwijs een bepaald gevolg voortvloeien).
Wat zijn de verschillende interpretatiemethode van de rechter?
1. Grammaticale interpretatie; 2. Sociologische interpretatie; 3. Systematische interpretatie; 4. Rechtsvergelijkende interpretatie; 5. Anticiperende interpretatie; 6. Rechtshistorische interpretatie; 7. Wetshistorische interpretatie; 8. Teleologische interpretatie; 9. analogieredenering; 10. a contrario-redenering
In welke gevallen moet de rechter aan rechtsvorming doen? (op de stoel van de wetgever gaan zitten)
1. Bij elkaar tegensprekende rechtsregels; 2. Bij bewuste vage rechtsregels (was de bedoeling van de wetgever); 3. Bij onduidelijke en ontbrekende rechtsregels.
Noem de vijf principes van het Constitutionalisme van Kant.
1. Legaliteit; 2. Fundamentele rechten; 3. Constitutionalisme: codificatie van hoger recht 4. Rigide constitutie; 5. Toetsingsverbod aan de grondwet.
Waarom wordt de rechtswetenschap ook wel een normwetenschap genoemd?
- In de rechtswetenschap houdt men zich bezig met het beschrijven, analyseren en interpreteren van normatieve regels, deze regels schrijven voor hoe we ons moeten of behoren te gedragen. - Een rechtswetenschappelijke theorievorming begint met deductie (van algemeen naar bijzonder) - Rechtswetenschap is vaag (want wordt door mensen gemaakt) en de theorieën kunnen veranderen.
Wat is het traditionele model van rechtsvinding?
= Rechtsvorming - Rechter is nodig om een regel toe te passen en te interpreteren in een bepaald geval. Argumenten tegen het legisme (en voor het traditionele model): 1) rechtsregels zijn soms vaag en niet een op een toe te passen op een casus; 2) rechtsregels kunnen elkaar tegenspreken; 3) er kan rechtsregel zijn in een bepaald geval; 4) er wordt geen rekening gehouden met de omstandigheden van een geval (minder rechtvaardige beslissing).
Wat zijn de bronnen van het Staatsrecht?
- Grondwet; - Verdrag; - Statuut; - Jurisprudentie; - Gewoonte.
Welke rechten heeft de volksvertegenwoordiging?
- Budgetrecht (art. 105 lid 1 GW) - Recht om moties in te dienen - Interpellatierecht - Enquêterecht
Welke rechten heeft de volksvertegenwoordiging?
- Budgetrecht (art. 105 lid 1 GW) - Recht om moties in te dienen - Interpellatierecht - Enquêterecht
Wat zijn de kenmerken om van een staat te spreken?
1. Macht en gezag; 2. Overheid; 3. Volk; 4. Grondgebied; 5. Organisatorisch verband.
Wat is een Regiem?
= Staatsmodel - Gefundeerd in een specifieke regeermethode; - De vorm waarmee de politiek gestalte krijgt; - Vertegenwoordigt een systeem van basiswaarden en -normen.
Wat zijn de verschillende regiems?
1. Oligarchie (kleine groep invloedrijke regeren het land); 2. Aristocratie (de 'beste' regeren); 3. Democratie (volk regeert door via volksvertegenwoordiging); 4. Tirannie (brute manier van machtsuitoefening/ onvrij en ongelijk land); 5. Theocratie (zaken van staat en kerk zijn vermengt); 6. Totalitarisme (staat wordt op ideologische wijze georganiseerd).
Noem de drie metabeginselen en hun invloed.
1) Liberté: vrijheid binnen de grenzen van de wet; 2) Égalité: gelijkheid van alle burgers van de wet; 3) Fraternité: broederschap/ solidariteit. Dit zijn de voorwaarden voor een maatschappelijke eenheid in een democratische rechtsorde, maar veroorzaken ook verdeeldheid.
Wat zijn de drie grondregels van de democratie?
1. Het volk kiest zijn eigen leider(s); 2. Die bestuurders gaan weg wanneer de volksvertegenwoordiging dat wil; 3. Ministers zijn volledig de baas (en verantwoordelijk) over hun ambtenaren.
Noem vier kenmerken van de rechtsstaat.
1. Primaat van de wet: legaliteitsbeginsel (staat is gebonden aan het recht); 2. Scheiding der machten; 3. Gebondenheid aan de grondrechten; 4. Controle op het naleven van hoger recht door de rechter.
Wat regelt het staatsrecht?
1. De organisatie van de overheid, 2. De bevoegdheden van de verschillende overheidsorganen, 3. De relatie overheid - burgers.
Wat zijn de bronnen van het Staatsrecht?
- Grondwet; - Verdrag; - Statuut; - Jurisprudentie; - Gewoonte.
Wat is de definitie van een staat?
Macht en gezag uitgeoefend door een overheid over een bepaalde gemeenschap van mensen op een bepaald grondgebied in organisatorisch verband.
Noem drie verschillende staatsvormen.
1. Statenbond/confederatie: Een naar buiten als eenheid optredend verband van soevereine staten. 2. Bondstaat/federatie: Soevereine staat is samengesteld uit deelstaten, federale GW verdeeld bevoegdheden tussen centraal en deel (meerdere constituties). 3. Eenheidsstaat: één constitutie, decentralisatie is wel mogelijk.
Noem drie regeringsvormen.
1. Presidentieel stelsel: president en parlement wordt gekozen, president kiest parlement met ministers, geen ministeriële verantwoordelijkheid, parlement = wetgevende macht. 2. Parlementair stelsel: parlement wordt gekozen, ministeriële verantwoordelijkheid, wetgevende macht = parlement + regering. 3. Conventioneel stelsel: ministers worden gekozen uit volksvertegenwoordiging, ministeriële verantwoordelijkheid.
Wat zijn de twee kiesstelsels?
1. Districtenstelsel: meerderheid in een district. 2. Evenredige vertegenwoordiging: iedere partij wordt naar evenredigheid vertegenwoordigd.
Noem argumenten voor en tegen het toetsingsverbod van art. 120 GW.
Voor: 1) democratieargument, 2) rechtszekerheidsargument, 3) trias-argument. Tegen: 1) veranderende houding ten opzichte van de wet (legistisch naar natuurrecht), 2) primaat van grondrechten, 3) slechte wetgeving noopt tot toetsing.
Wat zijn de drie manieren waarop men gezag kan legitimeren?
1. Charismatisch gezag (geen vorm van organisatie, louter overtuigingskracht van de eigen persoonlijkheid); 2. Traditioneel gezag (heiligheid van de traditie, gehoorzaamheid is gebaseerd op persoonlijke loyaliteit); 3. Legaal-rationeel gezag (bureaucratie, berust of formeel uitgevaardigde regels en statuten).
Wat is het verschil tussen een directe en een indirecte democratie?
- Indirect: het volk kan zijn wil enkel geldend maken door middel van vertegenwoordigers. - Direct: betrokkenen kunnen direct, dus zonder tussenpersoon, het regeringsbeleid beïnvloeden.
Wat zijn de functies van een politieke partij?
1. Ontmoetingsplaats voor gelijkgestemde; 2. Politieke vorming en bewustwording van hun leden; 3. Politiek programma verwezenlijkt; 4. Leveren bestuurders en volksvertegenwoordigers.
Welke rechten heeft de volksvertegenwoordiging?
- Budgetrecht (art. 105 lid 1 GW) - Recht om moties in te dienen - Interpellatierecht - Enquêterecht
Wat zijn de vijf beginselen van een rechtsstaat?
1. Legaliteitsbeginsel; 2. Staat is gebonden aan grondrechten; 3. Constitutionalisme; 4. Rigide grondwet/constitutie; 5. Rechterlijke controle.
Waar tegen zijn de rationele idealen van de verlichting?
- Overheidswillekeur binnen het ancien regime; - Foltering; - Inhumane straffen; - Irrationele bewijsvoering.
Wat is het verschil tussen formele en materiële delicten?
- Formeel: de strafbaarheid ziet op de handeling. - Materieel: de strafbaarheid ziet op het gevolg dat de handeling teweeg brengt.
Wat is het verschil tussen de absolute- en de relatieve strafrechtstheorie?
- Absoluut: vergeldingstheorie: strafrecht is er om onrecht te vergelden, het heeft geen maatschappelijk doel, puur straffen omdat hij het gedaan heeft. - Relatief: preventieleer: het vermijden van kwaad in de toekomst, gerelateerd aan een maatschappelijk ideaal (speciale- en generale preventie)
Wat wordt er bedoeld met het strafrecht als het 'Ultimum remedium'?
Er mag pas een beroep op het strafrecht worden gedaan als geen sanctie op andere rechtsgebieden toepasselijk zijn.
Hoe ziet de opbouw van een strafbaar feit eruit?
1. Het moet een menselijke gedraging zijn; 2. Die aan de wettelijke delictsomschrijving voldoet; 3. En wederrechtelijk is; 4. En is aan de schuld van de verdachte te wijten.
Wat zijn de drie vormen van schuld?
1. Schuld in de zin van opzet/ dolus: verkeerde wilsrichting van de dader (willens en wetens); 2. Culpose delicten: weten en behoren te weten en dus de gevolgen had moeten voorkomen; 3. Schuld in de zin van verwijtbaarheid: het kan je toegerekend worden.
Wat is het legaliteitsbeginsel in het Strafrecht?
Geen feit is strafbaar dan uit de kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. art. 1 Sr en Sv.
Noem de vijf sub-beginselen van het legaliteitsbeginsel.
1. Geen strafbaar feit zonder wet (nullum delictum); 2. Geen straf zonder wet (nulla poena sine lege); 3. Geen strafbaar feit zonder een voorafgaande wet; 4. Geen analoge wetsinterpretatie; 5. Wetten moeten voldoende duidelijk zijn.
Wat is een delictsomschrijving?
Hierin is omschreven welke gedragingen strafbare feiten opleveren. De voorwaarden voor strafbaarheid die in de do. staan, zijn de bestanddelen. De voorwaarden die hierin niet terug te vinden zijn, noemen we elementen. Elementen hoeven niet bewezen te worden door de OvJ (wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid).
Wat is het verschil tussen misdrijven en overtredingen?
- Bij misdrijven gaat het om feiten die iedereen naar hun aard als strafbaar zou kwalificeren. (ernstige strafbare feiten) - Overtredingen zijn feiten die uit nuttigheidsoverweging strafbaar zijn gesteld. (minder ernstige strafbare feiten)
Wat zijn de formele voorvragen en waar zijn deze te vinden?
- art. 348 Sv. 1. Is de dagvaarding geldig? 2. Is de rechter bevoegd? 3. Is het OM ontvankelijk? 4. Zijn er redenen voor schorsing van de procedure?
Wat zijn de materiële vragen en waar zijn deze te vinden?
- art. 350 Sv. 1. Is de tenlastelegging bewezen? - Nee > vrijspraak (art. 352 lid 1) 2. Is het bewezen verklaarde strafbaar? - Nee > OVAR (art. 352 lid 2) 3. Is de verdachte strafbaar? - Nee > OVAR (art. 352 lid 2) 4. Welke straf of maatregel wordt er opgelegd?
Wat zijn de twee categorieën strafuitsluitingsgronden en waar hebben deze betrekking op?
1. Schulduitsluitingsgronden: ontnemen de verwijtbaarheid. 2. Rechtvaardigingsgronden: ontnemen de wederrechtelijkheid.
Noem alle rechtvaardigingsgronden (met grondslag).
- Overmacht: art. 40 Sr - Noodweer: art. 41 lid 1 Sr - Wettelijk voorschrift: art. 42 Sr - Bevoegd gegeven ambtelijk bevel: art. 43 lid 1 Sr - (Ontbreken van materiële wederrechtelijkheid: HR veearts)
Noem alle schulduitsluitingsgronden (met grondslag).
- Ontoerekeningsvatbaarheid: art. 39 Sr - Noodweerexces: art. 41 lid 2 Sr - Onbevoegd gegeven ambtelijk bevel: art. 43 lid 2 Sr - Overmacht: art. 40 Sr - (Afwezigheid van alle schuld: HR Melk en water)
Wat is het opportuniteitsbeginsel?
De OvJ mag bepalen of een zaak zal worden aangebracht bij de rechter of dat hij deze ter zijde schuift (seponeert).
Wat is het doel en kenmerken van het strafprocesrecht?
Doel: handhaving van het recht met behulp van strafsancties, vervolging en berechting van strafbare feiten en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen. Kenmerken: dwingend recht, gecodificeerd, gesloten systeem, alleen door formele wetgever.
Wat zijn de beginselen van het strafprocesrecht?
- Opportuniteitsbeginsel - Rechtspraak is openbaar - Beginsel van onmiddellijkheid - Recht op raadsman van de verdachte - Recht moet gedaan worden binnen redelijk termijn - Rechtspraak in meerdere instanties (Hoger beroep mogelijk) - Verdachte moet gehoord worden bij belangrijke beslissingen - Ne bis in idem: niet vaker voor hetzelfde feit vervolgd worden
Noem argumenten vóór een onafhankelijk OM. (?)
1. De onafhankelijkheid heeft een basis in de GW; 2. Wetshandhaving heeft zich ontwikkeld tot rechtshandhaving; 3. De wet RO geeft uiting aan een centralistisch streven; 4. De wet RO geeft voeding aan instrumentalistisch gebruik van de wet; 5. De wet RO is een 'dode letter'; 6. De magistratelijkheid van het OM pleit tegen de aanwijzingsbevoegdheid; 7. Het requisitoir als gewetensbeslissing; 8. De aanwijzingsbevoegdheid is in strijd met het inquisitoire karakter van ons strafproces.
Noem argumenten tegen een onafhankelijk OM.
1. De wet RO vestigt ondubbelzinnig een bevelsbevoegdheid. 2. Krachtens art. 42 lid 2 GW bestaat er een ministeriele verantwoordelijkheid. 3. De veranderde omstandigheden nopen tot centralisatie en intensievere coördinatie van het beleid.
Wat is het verschil tussen absolute- en relatieve competentie?
- Absoluut: gaat om de vraag welke soort rechter bevoegd is om de zaak in behandeling te nemen (welk niveau). - Relatief: gaat om de vraag welke rechters van een bepaalde soort in de verschillende delen van het land competent zijn de feiten te berechten (plaats).
Wat zijn de wettelijke bewijzen (bewijsstukken)?
- Eigen waarneming van de rechter; - Verklaring van de verdachte; - Verklaring van een getuige; - Verklaring van een deskundige; - Schriftelijke bescheiden.
In het huidige stelsel worden er drie soorten misdaad gezien. welke zijn dit?
1. Criminaliteit die het gevolg is van economische wanverhoudingen; 2. Criminaliteit van hen die zich principieel richten tegen het vigerende stelsel, stakers of revolutionairen; 3. Criminaliteit van hen die blijk geven van een min of meer asociaal of antisociaal karakter.
Wat zijn doelen van het moderne strafrecht?
1. Bevorderen van rechtsvrede en rechtspleging; 2. Voorkomen van eigenberechting; 3. Bewaring van collectieve vrijheden; 4. Beschermen van burgerlijke vrijheden en rechten.
Wat zijn kenmerken van het moderne strafrecht?
1. Rationalisme van bewijsvoering; 2. Codificatie; 3. Legaliteitsbeginsel; 4. Van daad naar dader (centraal); 5. Humanisering; 6. Rationele idealen van de verlichting.
Wat is het Lex certa-beginsel?
Strafbepalingen moeten duidelijk en helder worden geformuleerd, zodat burgers weten waar ze aan toe zijn.
Wat zijn de rationele idealen van de verlichting?
- Overheidswillekeur binnen het ancien regime; - Foltering; - Inhumane straffen; - Irrationele bewijsvoering.
Noem de algemene doelen van het strafrecht.
1. Generale en speciale preventie; 2. De bescherming van rechtsgoederen; 3. Bescherming van belangen van de staat; 4. Resocialisatie van de dader; 5. De vergelding: genoegdoening aan slachtoffers.
Wat is het verschil tussen formele en materiële delicten?
- Formeel: hebben nadruk op de gedraging, ongeacht de gevolgen. - Materieel: het gevolg is wel van belang, het gaat om het teweegbrengen van een bepaald gevolg.
Wat is een gronddelict, geprivilegieerd delict en gekwalificeerd delict?
- Het gronddelict is bijv. doodslag - Geprivilegieerd delict is bijv. kinderdood, waarbij een verlichtende omstandigheid aanwezig wordt geacht - Gekwalificeerd delict is bijv. moord, waarbij een verzwarende omstandigheid aanwezig wordt geacht.
Wat is het verschil tussen commissie- en omissiedelicten?
- Commissie: je handelt conform een verbod, je overtreed een regel. - Omissie: delicten die worden gepleegd door een nalaten om iets te doen.
Wat is deregulering en privatisering?
Deregulering is het terugdringen van de grote hoeveelheid overheidsvoorschriften, dit gaat vaak hand in hand met privatisering: het overhevelen van taken naar de particuliere sector die voorheen door de overheid werden verricht.
Hoe verschilt het publiekrecht (1) van het privaatrecht (2)?
- (1) algemeen belang centraal, (2) particuliere belang centraal. - (1) initiatief tot handhaving bij de overheid, (2) bij de burger. - (1) handhaving mogelijk met geweld, (2) schadevergoeding, nakoming, ontbinding, enz. - (1) bijzonder recht (uitzondering), (2) gemene/comune recht (gewone recht). - (1) bevoegdheden gegeven tot een bepaald doel, (2) subjectieve rechten mogen worden gebruikt tot ieder doel dat niet ongeoorloofd is.
Wat is het verschil tussen dwingend- en aanvullend/regelend recht?
- Regels waarvan de wetgever niet heeft gewild dat ervan wordt afgeweken (vormvoorschriften, om zwakkere partijen te beschermen tegen sterkere partijen). - Hier mag wel van worden afgeweken als beide partijen het hiermee eens zijn (contractvrijheid). Wanneer er geen afspraken zijn gemaakt is dit recht van toepassing.
Wat is het verschil tussen absolute- en relatieve rechten?
Absolute rechten kunnen tegenover iedereen worden ingeroepen (volledige en beperkte absolute rechten, beperkt is afgeleid van volledig). Een relatief recht werkt slechts tegenover bepaalde personen.
Noem verschillende beperkte rechten van het eigendomsrecht (boek 5)?
- Beperkte rechten op goederen: vruchtgebruik, pand, hypotheek; - Beperkte rechten op zaak: erfpacht, opstal, erfdienstbaarheid; - Beperkte rechten naar functie: genotsrechten, zekerheidsrechten.
Wat zijn rechtsfeiten?
Rechtsfeiten zijn feiten waaraan enig rechtsgevolg is verbonden. - Toevallige-/ blote rechtsfeiten; - Rechtshandelingen (beoogd rechtsgevolg); - Feitelijke handelingen (geen beoogd rechtsgevolg).
Wanneer kan er van een rechtshandeling gesproken worden?
Het is vereist dat een op een rechtsgevolg gerichte wil zich door een verklaring heeft geopenbaard. Dit kan via een expliciete verklaring (duidelijk door handeling of verklaring) of een stilzwijgende verklaring (impliciet weergegeven). Wanneer een ander mocht vertrouwen dat wil en verklaring overeenkomen dat is er toch een rechtshandeling verricht (vertrouwensleer).
Wat is een overeenkomst?
Een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere partijen een verbintenis aangaan. Het is een verbintenis scheppende afspraak. Overeenkomsten hebben rechtsgevolgen die partijen hebben overeengekomen, die uit de wet, gewoonte en eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.
Wat houdt de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid in?
Een vennoot is verplicht zich te onthouden van concurrentie jegens zijn mede-venoten.
Wat zijn wilsgebreken? Noem de wilsgebreken.
De wil is wel in overeenstemming met de verklaring, maar heeft zich op een onzuivere manier gevormd. 1. Dwaling (art. 6:228 BW); 2. Bedreiging (art. 3:44 BW); 3. Bedrog (art. 3:44 BW); 4. Misbruik van de omstandigheden (art. 3:44 BW)
Wat wordt er bedoeld met tekortkoming in de nakoming en overmacht?
Een tekortkoming in de nakoming kan voor rekening komen van de debiteur (toerekenbare tekortkoming/ wanprestatie) of niet voor zijn rekening komen (art 6:74 BW). Wanneer de tekortkoming niet aan de debiteur kan worden toegerekend spreken we van overmacht (art. 6:75 BW). Overmacht wordt niet aangenomen wanneer dit anders geregeld is in wet, rechtshandeling (overeenkomst zelf) of in het verkeer geldende opvattingen.
Noem de verschillende manieren van aansprakelijkheid.
1. Persoonlijke aansprakelijkheid; 2. Kwalitatieve aansprakelijkheid (berust op een bepaalde hoedanigheid); 3. Gevaarzetting; 4. Profijtbeginsel.
Wat zijn de voorwaarden van de onrechtmatige daad (art. 6:162 BW)?
1. Iemand pleegt een OD jegens een ander; 2. Er is schade ontstaan; 3. Er bestaat een causaal verband tussen de daad en de schade; 4. De daad kan aan de dader worden toegerekend.