geslachtscel | gameet, cel met chromosomen in enkelvoud |
poollichaampje | kleine haploïde cel, ontstaan uit de ongelijke deling van een eicel |
testes | teelballen bij de man |
spermatogenese | de vorming van zaadcellen in de testes |
meiose | reductiedeling, proces waarbij het aantal chromosomen van een cel wordt gereduceerd |
reductiedeling | meiose, proces waarbij het aantal chromosomen van een cel wordt gereduceerd |
meiose I | celdeling waarin één diploïde cel zich in twee haploïde cellen deelt |
follikel | blaasje om de eicel in het ovarium |
ovaria | eierstokken |
oögenese | het ontstaan van eicellen uit een eicelmoedercel in de ovaria |
geslachtelijke voortplanting | door celfusie ontstaan nakomelingen met erfelijke eigenschappen van beide ouders |
diploïde cellen | cellen met twee volledige sets chromosomen (2n) |
eicel | vrouwelijke geslachtscel |
meiose II | celdeling waarin uit twee haploïde cellen vier haploïde dochtercellen ontstaan |
zaadcel | mannelijke geslachtscel |
gameet | geslachtscel, cel met chromosomen in enkelvoud |
somatische cel | lichaamscel die niet behoort tot de geslachtscellen of hun voorlopers |
haploïde cellen | cellen met één volledige set chromosomen (n) |
bevruchting | het fuseren van twee gameten |
ovulatie | eisprong, een rijpe follikel barst open en de eicel komt vrij |