Huren | Het gebruiken van iets, bijvoorbeeld een woning, in ruil voor een vergoeding/betaling |
Huurbescherming | Wettelijke bescherming van huurders. Alleen met toestemming van de rechter kan de verhuurder de huurovereenkomst opzeggen |
Kopen | In ruil van geld iets in bezit krijgen |
Makelaar | Iemand die bemiddelt of voor de verkopende partij of voor de kopende partij bij de koop of verkoop van onroerend goed. |
Taxateur | Is een onafhankelijk persoon die de waarde van een pand bepaalt |
Hypotheekadviseur | Iemand die adviezen geeft over de kosten, rentepercentage, aflossingsverplichtingen, looptijd, etc. van de verschillende hypotheekaanbieders |
Notaris | Openbaar ambtenaar, benoemd door de Koning en bevoegd tot het opmaken van authentieke akten |
Notariële akte | Schriftelijk bewijsstuk opgemaakt door een notaris |
Hypothecaire lening | Een langlopende lening met een onroerend goed als onderpand. |
Onroerend goed | Grond en alles wat zich daarop bevindt voor zover dat aard- of nagelvast is |
Recht van hypotheek | Zakelijk recht op een onroerend goed gekoppeld aan een lening |
Hypotheekgever | Geldlener of kredietnemer |
Hypotheeknemer | Geldgever of kredietverschaffer |
Gedekt krediet | Een krediet met een onderpand zoals een onroerend goed dan wel een persoon die borg staat dat de lening terugbetaald wordt. |
Ongedekt krediet | Een lening zonder onderpand of borgstellen. |
Hypotheekrenteaftrek | Is de rente op een hypothecaire lening die in mindering mag worden gebracht op het inkomen waarover inkomensheffing betaald wordt. |
Bruto lasten | Zijn gelijk aan de aflossing plus de rente op een lening |
Netto lasten | Zijn gelijk aan de bruto lasten minus het belastingvoordeel door de hypotheekrenteaftrek |
Inkomensheffing | Is een directe belasting over het inkomen. De som van de verschuldigde inkomstenbelasting + premies volksverzekeringen |
Belastbaar inkomen | Bruto jaarinkomen minus de aftrekposten |
Heffingskorting | Bedrag dat in mindering mag worden gebracht op het heffingsbedrag zoals de arbeidskorting en de algemene heffingskorting. |
Netto jaarinkomen | Bruto jaarinkomen minus de te betalen inkomensheffing. |
Aftrekposten | Bepaalde posten/bedragen die op het inkomen in mindering mogen worden gebracht waardoor een belastingbetaler een lagere inkomensheffing heeft. |