Geef de internationale definitie van sociaal werk: | Sociaal werk is een op praktijk gebaseerd beroep en academische discipline die sociale verandering en ontwikkeling, sociale cohesie, empowerment en bevrijding van mensen bevordert. |
Geef de 3 belangrijkste motieven om groepswerk als methode te kiezen. | 1. Cliëntgebonden motieven.
2. Organisatie gebonden motieven.
3. Functie gebonden motieven. |
Bij cliënt gebonden motieven, wat wordt er bedoeld met de zin 'je bent meer dan client alleen'?? | Meer dan cliënt alleen zijn. Je bent helper en geholpene tegelijkertijd. Belang van gelijkwaardigheid. Voor een ander iets kunnen betekenen is zeer helpend in je eigen problematiek. |
Leg functie gebonden motieven uit: | Sociaal werk bestaat uit teamwork, overleg, vergaderen, aftoetsen en terugkoppelen. Daarmee wordt bedoel dat je nooit alleen werkt. |
wie of wat moet worden veranderd; het individu, het netwerk en de omgeving of de maatschappelijke structuren? | Zowel, micro, meso als macro niveau moet worden aangepakt. Het is niet genoeg om bv enkel naar het individu te gaan kijken, ook samenlevings niveau is belangrijk. |
Wie waren de foundig mothers van sociaal werk en waarom? | Mary Richmond (social casework), Jane Adams en Octavia Hill.
Zij lagen aan de basis van het social casework, group work (groepsdynamica) en community organiszation (samenlevingsopbouw), de drie “major methods” van het sociaal werk |
Welke 2 basiswerken schreef Mary Richmond? | : Social Diagnosis (1917) en What is social casework (1922). |
Geef de 5 functies die de verzorgingsstaat op nam: | Verzekeren, Verzorgen, verbinden, verheffen, en herverdelen. |
geef enkele voorbeelden van social casework | CAW, CLB, OOOC |
Geef de globale def van sociaal werk: | Sociaal werk is een op de praktijk gebasseerd beroep als een academische discipline, die sociale verandering en ontwikkeling, sociale cohesie en empowerment en bevrijding bevordert. |
de 4 assen (globale definitie) van sociaal werk: | 1. Zorg en recht
2. Sociale politieke keuzes en sociale praktijken
3. Aanbod en vraag
4. Beheersing en emancipatie |
De waarden van van sociaal werk (vroeger en nu?) .5 | 1. Zorg
2. Respect en dialoog
3. evidentie van spanningsvelden
4. Empowerment
5. Ethiek |
de waard (van sw) zorg bestaat uit vier dimensies: | 1. Zorg hebben voor iets.
2. Zorg opnemen vanuit verantwoordelijkheid
3. Feitelijk voorzien in een behoefte aan zorg vanuit competentie
4. Vermogen zicht te kunnen verplaatsen in positie van een ander |
Wat wordt bedoeld met empowerment? | Een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie”. |
Geef de 5 criteria van empowerment (om het te bereiken) | 1. krachtenperspectief aannemen.
2. Hulpverleningsrelatie opbouwen op basis van betrokkenheid, gelijkwaardigheid en wederkerigheid.
3. Een ondersteunende hulpverlener zijn.
4. Een competente organisatiecontext realiseren.
5. Vraag gestuurd client-overleg garanderen. |
Wat is maatschappelijk werk? | Een professionele manier van hulpverlenen.
=> Mensen helpen tot en aan hun recht te komen als individu en als burger van de samenleving. |
Wat is social casework? | Een methode die gericht is op problematische situaties waarin personen, gezinnen en groepen zich bevinden te beïnvloeden. Op een procesmatige wijze vanuit een bepaalde plaats of organisatie door het gebruik van hulpbronnen uit de micro, meso- en macro-omgeving waarbij de relatie een essentiële rol speelt. |
Wat betekend : eclatisch-integratief | Eclatisch= willekeur: op een systematische manier integreren van elementen uit diverse theorieën.
integratief: De uiteindelijke aanpak is een integratie van diverse referentiekaders, werkwijzen, settings, strategieën en technieken.
Hoe?
Bepaald door de organisatie, door de doelgroep, de cliënt, of vanuit de persoonlijke competenties van de hulpverlener. |
verschil zorgmijders en zorgmissers? | Zorgmijders: degene die een slechte ervaring gehad hebben en daardoor zorg gaan proberen te vermijden.
Zorgmissers: degene die door onwetendheid geen zorg krijgen. niet weten waar te gaan zoeken, wat er bestaat. |
Wat is een genogram? | Een grafische voorstelling van het generationeel netwerk van de cliënt,
Verwantschappen en gezinssamenstelling over verschillende generaties heen.
Vaste symbolen.
Waartoe?
Het intergenerationele netwerk van de cliënt grafisch voorstellen.
Betekenisvolle, feitelijke informatie verzamelen over de soms complexe familiale context. |
Wat is een ecogram? | Grafische voorstelling van het netwerk van de cliënt = natural support system = ruimer dan genogram: focus ligt niet op “wie is je familie”, maar op wie kan jij beroep doen, voor wie beteken jij iets én wat? Welke relaties heb je, bij wie kan je waarvoor terecht. |
8 uitgangspunten van ACTIE: | Uitgangspunt 1: Actie is gericht op de persoon-situatie configuratie
Uitgangspunt 2: Actie is emancipatorisch en empowerend
Uitgangspunt 3: Actie steunt op het principe van kettingreactie
Uitgangspunt 4: Actie is gericht op erkende problemen
Uitgangspunt 5: Het moratorium als actie
Uitgangspunt 6: Actie en werkrelatie
Uitgangspunt 7: De timing van actie
Uitgangspunt 8: Ethische inschatting van de actie |
• Doelstelling van dialogisch diagnosticeren= | INZICHT in de leefsituatie/ hulpvraag van de cliënt en diens omgeving.
UITZICHT op een betere of minder problematische situatie
VOORUITZICHT op gerichte actie.
Welke vaardigheden moet de social caseworker inzetten?
Evenwicht tussen het aandeel van de social caseworker en dat van de cliënt in het tot stand komen van de diagnose?
Welke dilemma’s treden hierbij op? |
Diagnotische valkuil: | Cliënt blijft eigenaar van het probleem! Valkuil: cliënt in de passieve cliëntenrol en doorschuiven van de verantwoordelijkheid naar de hulpverlener of naar de omgeving.
Evenwicht vinden tussen sturen en afremmen… |
Dynamische karakter van de diagnose: | Een diagnose is nooit definitief maar evolueert mee met de wijzigende situaties in iemands levensverhaal.
Het is geen afgebakende fase maar een permanent proces. |
Uitzichtbiedende strategieen: | UITZICHT= welke is de gewenste situatie voor de cliënt
Strategie hierbij is de wonder/mirakelvraag. |
2 uitgangspunten Mary richmond, foudning mothers of social casework: | Professional had steeds een persoonlijk contact met de hulpvrager.
De persoon diende steeds in de context van de omgeving te worden gezien: “person in environment”. |
2 diverse maatschappij modellen: | Verzorgingsstaat en actieve welvaartstaat |
Kritiek op verzorgingsstaat: | Angelsaksische kritiek: we maken de mensen lui en onbekwaam om voor zich zelf te kunnen zorgen en we vernielen zo de spontane structuren van liefdadigheid, de economie wordt verzwakt en werkloosheid wordt gemotiveerd |
De rol van sociaal werk inj de actieve welvaartstaat? | - Meer nadruk op activering.
- waarden: zelfverantwoordelijkheid en medeverantwoordelijkheid.
-Contracten, voorwaarden aan het verkrijgen van rechten. |
wat betekend empowerment? | Definitie: “Een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie”.
Empowermentparadigma: autonomie in verbondenheid.
De mens staat centraal niet de pathologie.
Relatie met de cliënt staat centraal.
Is niet gelijk aan de DIY visie!
VOORBEELD: Bv verschil met de medische wereld, waar men op zoek gaat naar de ziekte, de pathologie, en waarbij de relatie met de patiënt minder belangrijk is. |
EDDA=? | EDDA: een nieuwe naam voor een bekende verhaalvorm.
Exploreren
dialogisch
diagnosticeren
Actie |
6 intake vragen/ exploratiethema's: | 1. Wat is de hulpvraag? Wat is er aan de hand?
2. Wat betekend de hulpvraag voor de hulpvrager op dit moment?
3. Hoe ontwikkelde de vraag/het probleem zich?
4. Wat heeft de hulpvrager al ondernomen om het probleem te verlichten?.
5. Wat verlangt de hulpvrager van de hulpverlening?
6. Welke hulp kan de organisatie bieden? |
kenmerken van een groep: | 1. Directe contactsituatie
2. Groepsbewustzijn
3. Motivatie
4.Doelstelling
5.Structuur
6.Interdepentie
7. Interactie |
(groepsdynamica) wat wordt er bedoeld met wederzijdse invloeden? | Ieder individu wordt dus beïnvloed door zijn sociale omgeving, maar hijzelf beïnvloedt deze omgeving ook actief.
maatschappij <-->groep<-->individu |
Een groep functioneert altijd op 2 niveaus; welke? | 1. Taak niveau
2. Sociaal emotioneel niveau |
Geef de verschillen tussen taakaspecten en emotionele aspecten: | Taak: Extern systeem, formele leider, Voortbestaan van de groep in de omgeving, Bereiken van het doel, WAT wordt er gedaan,
Taakgerichte activiteiten
Emotioneel: Intern systeem, informele leider,De groep als groep in stand houden, Het interne groepsfunctioneren, HOE gaan leden met elkaar om, De onderlinge betrekkingen |
kenmerken van een groep: | Directe contactsituatie
groepsbewustzijn
Motivatie
Doelstelling
Structuur
Interdependentie
Interactie |
Verschil tussen primaire en secundaire groepen: | Primaire groepen: persoonlijke, intieme relaties in directe contactsituaties, spontaan gedrag
De sociale afstand tussen groepsleden is erg klein, Intrinsieke relaties
Secundaire: relaties zijn koel, onpersoonlijk en rationeel, formeel
De sociale afstand tussen de groepsleden zijn groot.
Het zijn DOOR STATUS bepaalde relaties, Categorische of extrinsieke relaties |
Verschil psychegroup en sociogroup: | primaire en secundaire groep.
Bij de psychegroup is er sprake van psychologische participatie
Bij de sociogroup ben je vooral een naam (op een lijst) |
synoniem voor sociogroup? | Lidmaatschapgroep |
synoniem psychegroup? | Referentiegroep |
Geef enkele gelijkenissen van therapiegroepen en trainingsgroepen: | Verandering als doel
Via communicatie als middel
Groepsgericht zijn van de groepsleden
Geen duidelijk onderscheid in taak en proces
Conflict kan interessant of zelfs aangewezen zijn: emoties! |
Geef enkele verschillen tussen therapiegroepen en trainingsgroepen: | Therapie: -Nadruk op vroeger
-Herstel aanbieden (nastreven)
-Analyse van onbewuste onderliggende motieven
-Therapeut-patiëntrelatie
-Verlossen van emotionele blokkades en het veranderen van diepgewortelde gedragspatronen
-Deelnemers zoeken behandeling
Training: -Hier en nu
-Persoonlijk groeiproces/uitbreiding van mogelijkheden
-Nadruk op beschikbare interpersoonlijke gegevens
-Nadruk op groepsproces
-Nadruk op nieuw aangeleerd gedrag
-Deelnemers zoeken naar effectiever functioneren |
Wat is de incidentmethode? | Bij de incidentmethode brengt een deelnemer een recente gebeurtenis uit zijn/haar professie, die nog niet volledig is uitgewerkt / verwerkt / opgelost, in de groep. De probleeminbrenger dient betrokken te zijn bij het voorval (incident). |
Waarvoor staat de HHH (formule?) | Hoofd (kennis)
Hart (gevoel)
Handen (Gedrag en draagkracht) |
Geef de 6 contexten waarvan Remmerswaal zegt dat ze van zelfsprekend zijn: | De context van de cultuur
De context van de maatschappij
De context van de omringende organisatie
De context van de groep zelf
De persoonlijke context van ieder groepslid
Het tijdsbeeld als context |
Geef de kenmerken van een effectief team: | -Helder relatie patroon
-Teamleden steunen en vertrouwen elkaar
- Klimaat van samenwerking, samenhorigheid en open communicatie
- Informele groepsstructuur sluit aan op formele taakstelling
-Er heerst openheid
tegengestelde meningen kunnen geuit worden
-conflicten als nieuwe kans benaderen
- Leiderschap is aangepast aan behoeften van het team, leider krijgt respect
- Sprake van gelijke betrokkenheid en gezamenlijke inzet |
Waarom zijn groepen belangrijk? | Ze vormen onze identiteit.
De mens is een sociaal dier, gemaakt om sociaal te zijn. |
Geef de 6 fasen van remmerswaal: | 1. voorfase
2.Oriëntasiefase
3. Invloedfase
4. Affectiefase
5. Fase van de autonome groep
6. Afsluitfase |
3 Manieren om een groep te starten (deuren) | 1. De deur van de inhoud (cognitief/hoofd)
2. De deur van de procedure (structuur/handen)
3. De deur van relatieopbouw (hart/emotioneel) |