BIOLOGISCHE GRONDSLAGEN: COGNITIE
🇬🇧 » 🇳🇱
Learn Holandés From Inglés
Learn Holandés From Inglés
Practique preguntas conocidas
Manténgase al día con sus preguntas pendientes
Completa 5 preguntas para habilitar la práctica
Exámenes
Examen: pon a prueba tus habilidades
Pon a prueba tus habilidades en el modo de examen
Aprenda nuevas preguntas
Modos dinámicos
InteligenteMezcla inteligente de todos los modos
PersonalizadoUtilice la configuración para ponderar los modos dinámicos
Modo manual [beta]
El propietario del curso no ha habilitado el modo manual
Modos específicos
Aprende con fichas
Escuchar y deletrearOrtografía: escribe lo que escuchas
elección múltipleModo de elección múltiple
Expresión oralPractica tu habilidad de expresión oral
Expresión oral y comprensión auditivaPractica la pronunciación
EscrituraModo de solo escritura
BIOLOGISCHE GRONDSLAGEN: COGNITIE - Marcador
BIOLOGISCHE GRONDSLAGEN: COGNITIE - Detalles
Niveles:
Preguntas:
65 preguntas
🇬🇧 | 🇳🇱 |
Nature-nurturedebat | Debat over de mate waarin cognitie en gedrag kunnen worden toegeschreven aan genen of omgeving |
Neuroconstructivisme | Proces van interactie tussen omgeving en meerdere randvoorwaarden in de hersenen, dat er toe leidt dat het volwassen cognitieve systeem transformeert uit eerdere systemen |
Near-infrared sprectroscopy (NIRS) | Hemodynamische methode waarmee zuurstofvoorziening van het bloed gemeten wordt, normaal gesproken in één hersengebied |
Neurale buis | Embryonale voorloper van het centrale zenuwstelsel, bestaande uit een reeks van cellen, gerangschikt in de vorm van een holle cilinder |
Neuroblast | Stamcel voor neuronen |
Radiale gliacel | Ondersteunende cel die neuronen van de neurale buis naar hun bestemming leidt |
Myelinisatie | Groei van de vettige huls die axonen omgeeft en de snelheid van informatieoverdracht vergroot |
Filiale inprenting | Proces waardoor een jong dier de ouder herkent |
Kritieke periode | Tijdsperiode waarin de juiste invloeden vanuit de omgeving essentieel zijn om tot leren te komen |
Gevoelige periode | Tijdsperiode waarin de juiste invloeden vanuit de omgeving belangrijk zijn, maar niet per se essentieel, om tot leren te komen |
Empirisme | Filisofisch standpunt dat de geest van een pasgeborene een onbeschreven blad is (Tabula rasa) |
Nativisme | Filosofisch standpunt dat tenminste sommige vormen van kennis aangeboren zijn |
Instinct | Gedrag dat voortkomt uit natuurlijke selectie |
Voorbereid leren | De theorie dat gewone fobieën biologisch bepaald zijn door evolutionaire druk |
Gedragsgenetica | Onderzoeksveld dat zich bezighoudt met de erfelijkheid van gedrag en cognitie |
Chormosoom | Een verzameling DNA, opgebouwd uit proteïnen. Elk chromosoom bevat vele genen |
Allel | Verschillende versies van eenzelfde gen |
MZ-tweeling | Monozygotische tweeling, genetisch identiek omdat een bevruchte ei-cel splitst |
DZ-tweeling | Dizygotische tweeling, deelt de helft van hun genen doordat twee eicellen bevrucht worden door twee verschillende zaadcellen |
Erfelijkheid | De mate van variatie van een eigenschap, in een bepaalde populatie, die kan worden verklaard vanuit genetische verschillen tussen individuen |
Gen-omgevingscorrelagtie | Tie Genetische invloed bij de blootstelling van mensen aan verschillende omgevingen |
Gen X-omgevingsinteractie | De vatbaarheid voor een eigenschap hangt af van een specifieke combinatie van een gen en de omgeving |
Orofaciale dyspraxie | Een verminderde capaciteit tot het uitvoeren van gecoördineerde bewegingen die nodig zijn voor spraak |
Transcriptiefactor | Product van een gen dat van invloed is op het functioneren van andere genen |
Schizofrenie | Een ernstige verstoring van gedachten en gevoelens, gekenmerkt door verlies van realiteitsbesef |
Psychose | Verlies van realiteitsbesef |
Hallucinatie | Denkbeeldige waarnemingen, niet ervaren door anderen |
Waan | Onjuiste of denkbeeldige overtuiging |
Dopamine | Neurotransmitter met een belangrijke rol bij beloning, motivatie, aandacht en leren |
Neuron | Celtype waaruit het zenuwstelsel is opgebouwd en dat onder andere cognitieve functies ondersteunt |
Cellichaam | Deel van het neuron dat bestaat uit de celkern en andere organellen |
Dendrieten | Vertakkingen die informatie vanuit andere neuronen overbrengen |
Axon | Vertakking die informatie naar andere neuronen overbrengt en een actiepotentiaal overdraagt |
Synaps | De smalle spleet tussen neuronen waarin neurotransmitters worden afgegeven, waardoor signalen tussen neuronen worden overgedragen |
Actiepotentiaal | Een plotselinge verandering (depolarisatie en repolarisatie) in de elektrische eigenschappen van het neuronmembraan in een axon |
Neurotransmitter | Een chemisch signaal dat wordt afgegeven door de ene neuron en de eigenschappen van andere neuronen beïnvloedt |
Myeline | Een vettige substantie om de axon van sommige neuronen die geleiding verbetert |
Grijze stof | Stof die vooral bestaat uit neuronale cellichamen |
Witte stof | Weefsel van het zenuwstelsel dat vooral bestaat uit axonen en ondersteunende cellen |
Glia | Ondersteunende cellen van het zenuwstelsel die onder andere betrokken zijn bij herstel van weefsel en de vorming van myeline |
Corpus callosum | Een grote baan van witte stof die de twee hersenhelften verbindt |
Ventrikel | Holle kamer in het brein die cerebrospinale vloeistof bevat |
Antrieur | Rostraal/ voorzijde |
Posterieur | Caudaal/ achterzijde |
Superieur | Dorsaal / bovenzijde |
Inferieur | Ventraal/ onderzijde |
Dorsaal | Richting de bovenkant |
Ventraal | Richting de onderkant |
Lateraal | Aan de buitenzijde |
Mediaal | In of richting het midden |
Gyrus | Hersenwinding in de cortex |
Sulcus | Groef in de cortex |
Coronaal | Verticale doorsnede van de linker- en rechter hersenhelft |
Sagitaal | Verticale doorsnede door 1 van de hemisferen |
Axiaal | Horizontale doorsnede |
Gebied van Brodmann | Gebieden in de cortex, onderverdeeld naar de relatieve verdeling van celtypen over corticale lagen |
Basale ganglia | Subcorticale gebieden van grijze stof, betrokken bij bewegingscontrole en het aanleren van vaardigheden. Opgebouwd uit onder meer caudate nucleus, putamen en globus pallidus |
Limbisch systeem | Subcorticaal gebied betrokken bij de plaatsbepaling in de omgeving, in heden en verleden. Bij de limbische structuren horen amygdala, hippocampus, cingulate cortex en mamillaire lichamen |
Thalamus | Een groot subcorticaal ‘verdeelstation’, onder andere betrokken bij de verwerking van de meeste zintuiglijke informatie |
Hypothalamus | Bestaat uit een veelheid van kernen die vooral gespecialiseerd zijn in lichaamsregulerende functies |
Superior colliculi | Kern in de middenhersenen die deel uitmaakt van een subcorticaal zintuiglijk traject dat betrokken is bij snelle oogbewegingen |
Inferior colliculi | Kern in de middenhersenen die deel uitmaakt van een subcorticaal auditief traject |
Cerebellum | Structuur aan de achterste hersenen, belangrijk voor behendigheid en soepele bewegingen |
Pons | Deel van de achterste hersenen. Een belangrijke verbinding tussen cerebellum en cerebrum |
Medulla oblongata | Deel van de achterste hersenen. Reguleert vitale functies als ademhaling, slikken,hartslag en waak-slaapcyclus |