Belastingrecht (Week 5 & 6)
🇳🇱
In Holandés
In Holandés
Practique preguntas conocidas
Manténgase al día con sus preguntas pendientes
Completa 5 preguntas para habilitar la práctica
Exámenes
Examen: pon a prueba tus habilidades
Pon a prueba tus habilidades en el modo de examen
Aprenda nuevas preguntas
Modos dinámicos
InteligenteMezcla inteligente de todos los modos
PersonalizadoUtilice la configuración para ponderar los modos dinámicos
Modo manual [beta]
El propietario del curso no ha habilitado el modo manual
Modos específicos
Aprende con fichas
Escuchar y deletrearOrtografía: escribe lo que escuchas
elección múltipleModo de elección múltiple
Expresión oralResponde con voz
Expresión oral y comprensión auditivaPractica la pronunciación
EscrituraModo de solo escritura
Belastingrecht (Week 5 & 6) - Marcador
Belastingrecht (Week 5 & 6) - Detalles
Niveles:
Preguntas:
58 preguntas
🇳🇱 | 🇳🇱 |
Benoem de drie kenmerken van de bronnentheorie (wanneer is iets een bron van inkomen?). | De kenmerken: 1. Er dient sprake te zijn van een deelname aan het economische verkeer 2. Met die economische activiteit een voordeel wordt beoogd (subjectief element) 3. Dit voordeel ook redelijkerwijs te verwachten is (objectief element) |
Wat wordt bedoeld met de sfeerovergang? | Een bepaalde bron kan niet meer hetzelfde worden gekwalificeerd. Hierdoor verandert de bron van box of binnen de box. Denk hierbij aan de overgang van werkzaamheid naar onderneming. |
Definieer het begrip 'onderneming'. | De definitie: 1. Duurzame organisatie van kapitaal en arbeid 2. Deelname aan het economische verkeer 3. Voordeel beogen |
Hoe wordt er bepaald of er sprake is van een onderneming? | Er wordt een geobjectiveerde toetsing gehouden. |
Wat zijn de verschillen tussen de winst uit onderneming en het resultaat uit overige werkzaamheden? | Opgesomd: 1. De mensen die aanspraak maken op de winst uit onderneming, maken aanspraak op de ondernemingsvoorzieningen 2. De ondernemer heeft een duurzame kapitaalwinning, de row'er niet |
Benoem de drie situaties die we het meeste zien bij ondernemers die beginnen met hun onderneming. | Drie situaties: 1. De activiteiten vormen nooit een bron van inkomen 2. De activiteiten vormen gelijk een bron van inkomen 3. De activiteiten vormen pas na enige tijd een bron van inkomen |
Benoem de eisen om als ondernemer aangemerkt te worden. | De eisen: 1. De onderneming moet voor zijn rekening worden gedreven - Gerechtigd tot goodwill en stille reserves (alle voordelen uit de onderneming) 2. Hij moet rechtstreeks verbonden worden voor zakelijke verbintenissen - Vatbaar zijn voor zakelijke crediteuren |
Definieer de objectieve en subjectieve onderneming. | De definities: 1. De objectieve onderneming is de tastbare onderneming, los van de eigenaar (de slagerij). 2. De subjectieve onderneming is meer persoonsgebonden en ziet op de onderneming van de natuurlijke persoon zelf (de slagerij van Gerard). |
Definieer de totaalwinst. | De totaalwinst is de winst uit onderneming wat bestaat uit de gezamenlijke voordelen die worden verkregen uit een onderneming, aldus art. 3.8 Wet IB 2001. |
Benoem de drie criteria afkomstig uit de jurisprudentie omtrent het bepalen welke voordelen uit de onderneming voortkomen. | De criteria: 1. Causaliteit (oorzakelijk verband tussen onderneming en voordeel) 2. Finaliteit (beweegreden voor handeling) 3. Milieu of sfeer (privé- of ondernemingssfeer) |
Definieer de gezamenlijke voordelen. | Alle positieve en negatieve voordelen die gedurende het gehele bestaan van de onderneming worden behaald (totaalwinst). Hoe je ze verkrijgt, is fiscaal irrelevant. |
Definieer de jaarwinst. | De ondernemer betaalt jaarlijks belasting over zijn winst. Hierdoor moet hij elk jaar een gedeelte van de totale winst aangeven, ofwel: de jaarwinst. |
De jaarwinst moet volgens 'goed koopmansgebruik' worden bepaald (art. 3.25 Wet IB 2001). Waarom wordt deze term gebruikt? | Zodat de rechter dit nader in kan vullen. |
Welke vier vragen zijn relevant voor een persoon die een onderneming wil gaan starten. | De vier vragen: 1. Welke aanvangsinvestering is met de overname gemoeid? 2. Is de onderneming levensvatbaar? 3. Wat zijn de belangrijkste fiscale aspecten? 4. Is de financiering rond te krijgen? |
Hoe schat je de levensvatbaarheid van de onderneming in? | Door een liquiditeitsbegroting te maken. Hierbij kijk je naar de verwachte toekomstige ontvangsten en uitgaven. Alleen als de cashflow van de onderneming positief is, is de onderneming levensvatbaar. Dit blijft echter altijd een redelijke gok. |
Definieer ondernemingsverlies m.b.t. verlies in de aanloopfase. | Art. 3.10 Wet IB 2001 stelt dat voorbereidingskosten in de vijf jaren voorafgaande aan het ondernemerschap ten laste van de winst kunnen worden gebracht zodra de onderneming tot stand is gekomen (denk aan advieskosten). |
Benoem de belangrijke punten van de administratieve kant van het ondernemerschap. | Ondernemers zijn verplicht om een goede administratie bij te houden. Deze moeten ze op ieder moment kunnen verstrekken aan een inspecteur. Bij de vof moet de omzetbelasting en loonbelasting door de vof worden bijgehouden, niet de vennoten. |
Welke regeling gebruikten we bij huwelijken vóór 1 januari 2018? Welke regeling gebruiken we nu? | Deze huwelijken werden allemaal gesloten in gemeenschap van goederen. Nu gebruiken we het trouwen omtrent de beperkte goederengemeenschap. |
Definieer de beperkte goederengemeenschap. | Zie nader: 1. Behoort tot het huwelijk: - Gezamenlijk voorhuwelijks vermogen - Goederen en schulden van de echtgenoten die tijdens het huwelijk worden verkregen 2. Behoort niet van rechtswege tot het huwelijk: - Privébezittingen en -schulden van vóór het huwelijk - Schenkingen en erfenissen blijven privébezit (zowel voor als tijdens het huwelijk verkregen) |
Wat wordt er met een onderneming gedaan als het buiten de huwelijksgoederengemeenschap valt? | Hier wordt dan een redelijke vergoeding voor gegeven. |
Maakt het uit vanuit een fiscaal oogpunt of men trouwt of een GP heeft? | Nee, dit maakt niet uit. |
Op basis van welk artikel zijn echtgenoten FP'ers? | O.g.v. art. 5a AWR. |
Wanneer spreken we van vermogensetikettering? | Indien we moeten bepalen welke bezittingen en schulden van partners tot de onderneming behoren. Dit is van belang omdat vermogensbestanddelen behorende tot het ondernemingsvermogen onder het winstregime vallen. |
Op basis van wat vindt de etikettering plaats? | Zie nader: 1. Aard 2. Functie 3. Dienstbaarheid Van het vermogensbestanddeel. |
Wat wordt bedoeld met de afbakening van de privé- en ondernemingssfeer? | Uit het beginsel van de totaalwinst volgt dat een vermogensdaling die niet voortkomt uit de ondernemingsuitoefening niet van invloed is op de fiscale winst. Hetzelfde geldt voor vermogensstijging. Beslissend voort het onderscheid: motief (denk hierbij aan het in de fik steken van een schip m.b.t. schadevergoeding en de aftrekbaarheid van de winst). |
Welke wetsartikelen vertellen ons wat niet aftrekbaar is van de winst? | Art. 3.14 jo. 3.15 jo. 3.16 Wet IB 2001. |
Wat blijkt uit de jurisprudentie m.b.t. niet-schaarse goederen. | Dat het privégebruik van niet-schaarse goederen met een geringe waarde niet leidt tot winstneming bij de onderneming. |
Leg uit hoe goed koopmansgebruik werkt m.b.t. het tijdstip van winst en verlies. | Volgens goed koopmansgebruik wordt het tijdstip bepaald waarop winst en verlies fiscaal moeten of mogen worden genomen. |
Benoem de drie beginselen van goed koopmansgebruik. | De beginselen: 1. Realiteitsbeginsel 2. Voorzichtigheidsbeginsel 3. Eenvoudbeginsel |
Ga nader in op het realiteitsbeginsel. | Het realiteitsbeginsel eist: 1. Dat de wijze van winstbepaling waarborgen bevat tegen willekeurige winstverschuiving 2. Dat de winst van een bepaald jaar slechts beïnvloed wordt door gebeurtenissen die geheel of gedeeltelijk op dat jaar betrekking hebben 3. Dat rekening wordt gehouden met de werkelijkheid met veronachtzaming van juridische en andere constructies 4. Dat niet in twijfel wordt getrokken hetgeen zeker is en omgekeerd 1. Dat de winst over een bepaald jaar bepaald wordt door kosten en baten die met dat jaar samenhangen. Dit is het zogeheten matching-principe. 2. Dat de werkelijke situatie de grondslag is voor de winst- of verliesbepaling en niet bepaalde juridische of andere constructies. 3. Dat er geen twijfel is over wat onzeker is en omgekeerd. |
Ga nader in op het voorzichtigheidsbeginsel. | Het voorzichtigheidsbeginsel eist: 1. Dat geen winst wordt genomen alvorens het behalen ervan met redelijke zekerheid vaststaat 2. Dat de wijze van winstbepaling rekening houdt met de continuïteit van de onderneming |
Ga nader in op het eenvoudsbeginsel. | Het eenvoudsbeginsel eist: 1. Dat de wijze van winstbepaling hanteerbaar en controleerbaar moet zijn 2. Dat de aan de wijze van winstbepaling te stellen eisen aan de omvang van de onderneming moeten worden aangepast |
Hoe kijken we bij het belastingrecht naar de winstneming (goederen/diensten)? | Winstneming: 1. Leveren van goederen - Leveringsmoment is beslissend - Er mag eerder winst worden genomen (koopovk, maar dit is niet verplicht) 2. Verrichten van diensten - Winstneming vindt uiterlijk plaats op het moment dat de prestatie is verricht |
Wanneer worden verliezen genomen m.b.t. verliesneming? | Verliezen kunnen worden genomen in het jaar waarin ze zijn geleden. Vooruitbetaalde kosten en vooruitontvangen bedragen dienen door middel van een uitstel- of anticipatiepost naar de jaren te worden overgebracht waarop ze betrekking hebben. |
Wat is een voorziening? | Een voorziening is een balanspost (onderdeel van de balans) door middel waarvan de ondernemer als een goed koopman rekening houdt met mogelijke toekomstige uitgaven die met het betreffende jaar samenhangen. |
Benoem de voorwaarden uit het baksteen-arrest m.b.t. de voorziening. | De voorwaarden: 1. De uitgaven vinden hun oorsprong in feiten of omstandigheden die zich in de periode voorafgaande aan de balansdatum hebben voorgedaan; 2. De uitgaven kunnen aan die periode worden toegerekend; 3. Er bestaat een redelijke mate van zekerheid dat de uitgaven zich zullen voordoen. |
Wat is het voordeel van een fiscale voorziening vormen? | Een voorziening wordt gevormd door de winst in het betreffende jaar te verlagen met een kostenpost. Dit vermindert de winst, ofwel: minder winstbelasting. |
Hoe vindt de waardering van balansposten plaats? | De jaarlijkse winst wordt bepaald volgens goed koopmansgebruik. Hiervoor moeten de activa en passiva die op de balans staan, worden gewaardeerd met inachtneming van het realiteitsbeginsel, het voorzichtigheidsbeginsel en het eenvoudsbeginsel. |
Wat betekent fiscaal afschrijven? | De kosten die je maakt om bedrijfsmiddelen aan te schaffen, schrijf je af van de verschuldigde belasting. Dit doe je door de kosten af te trekken van je opbrengsten. Het getal dat overblijft is je winst. |
Vindt afschrijving in één keer plaats of wordt het anders geregeld? | Het wordt anders geregeld. Het bedrijfsmiddel wordt op de balans gezet en dit zorgt voor een jaarlijkse afschrijving. |
Aan de hand van welke drie voorwaarden wordt de jaarlijkse afschrijving berekend? | Aan de hand van: 1. Aanschaffings- of voortbrengingskosten (kosten van kopen, etc.) 2. Economische levensduur (vermoedelijke gebruiksduur) 3. Restwaarde van het bedrijfsmiddel |
Hoe werkt art. 3.30 lid 2 Wet IB 2001? | Dit wetsartikel stelt een minimale termijn voor het afschrijven van gekochte goodwill en andere bedrijfsmiddelen dan goodwill en onroerende zaken. De jaarlijkse fiscale afschrijving is begrensd op ten hoogste 10% voor goodwill en 20% voor andere bedrijfsmiddelen. |
O.b.v. welk artikel kan de ondernemer zelf kiezen hoe hij wil afschrijven? | O.g.v. art. 3.34 Wet IB 2001. |
Tot welk bedrag wordt het bedrijfsmiddel in datzelfde kalenderjaar afgeschreven? | Indien de aanschaffings- of voortbrengingskosten 450 euro bedragen, dan wordt dit bedrag datzelfde kalenderjaar nog afgeschreven van de winst. |
Benoem de drie vormen van investeringsaftrek. En wanneer wordt de investering afgetrokken? | De vormen: 1. De KIA (kleinschaligheids-investeringsaftrek) 2. De EIA (energie-investeringsaftrek) 3. De milieu-investeringsaftrek De investering wordt gelijk van de winst afgetrokken. |
Definieer een bedrijfsmiddel m.b.t. de investeringsaftrek. | Opgesomd: 1. Een bedrijfsmiddel (art. 3.30 Wet IB 2001) 2. Een bedrijfsmiddel behoort tot het vaste kapitaal, voorraad tot het vlottende kapitaal 3. Een bedrijfsmiddel komt op de balans te staan en daarna vindt jaarlijkse afschrijving plaats |
Waar wordt de KIA gedefinieerd? | Art. 3.41 Wet IB 2001. |
Benoem de kenmerken van de EIA. | De kenmerken: 1. Bedraagt 45,5% 2. Minder dan 2500 = geen EIA 3. Art. 3.42 Wet IB 2001 |
Waar zijn de aftrekposten opgesomd en waar worden ze gedefinieerd? | De aftrekposten: 1. De zelfstandigenaftrek (art. 3.76 Wet IB 2001) 2. De aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (art. 3.77 Wet IB 2001) 3. De meewerkaftrek (art. 3.78 Wet IB 2001) 4. De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid (art. 3.78a Wet IB 2001) 5. De stakingsaftrek (art. 3.79 Wet IB 2001) |
Definieer het urencriterium. | Art. 6 lid 1 Wet IB 2001: 1225 uur moet je besteden aan werkzaamheden voor je onderneming. |
Benoem de eisen van de zelfstandigenaftrek en waarom deze aftrekpost bestaat. | De eisen: 1. Ondernemer zijn (toets voorwaarden) 2. Urencriterium De wetgever heeft deze aftrekpost ingevoerd wegens de reserverings- en investeringsfunctie die mede aan de winst wordt toegeschreven. |
Benoem de eisen van de speur- en ontwikkelingswerk, meewerkaftrek, startersaftrek en stakingsaftrek. | Speur- en ontwikkelingswerk: 1. Zie hiervoor art. 3.77 Wet IB 2001 2. Voor werkzaamheden omtrent een sterk innoverend karakter Meewerkaftrek: 1. Zie hiervoor art. 3.78 Wet IB 2001 2. Wordt verleend aan ondernemer waarbij FP meewerkt in de onderneming voor een vergoeding minder dan 5000 (of geen vergoeding) Startersaftrek: 1. Zie hiervoor art. 3.78a Wet IB 2001 2. Urencriterium van 800 uren |
Wat houdt de fiscale oudedagsreserve (FOR) in? | Opgesomd: 1. Ondernemer mag elk jaar een deel van de winst reserveren voor zijn oude dag 2. Hierover wordt nog geen belasting geheven (komt op fiscale balans te staan) 3. Zodra de onderneming eindigt --> FOR-bedrag belastbaar via box 1 |
Benoem de drie soorten reserves die je kan vormen. | De reserves: 1. De egalisatiereserve 2. De herinvesteringsreserve 3. De fiscale oudedagsreserve |
Definieer de egalisatiereserve. | Opgesomd: 1. Bedoeld om kosten aan het juiste jaar toe te rekenen 2. Voorwaarden: - Piek-vereiste: aanzienlijke kosten zorgen voor piek in de uitgaven -Redelijke mate van zekerheid dat de uitgaven zich zullen voordoen Vb.: schip dat gerestaureerd moet worden. |
Definieer de herinvesteringsreserve. | Opgesomd: 1. Art. 3.54 Wet IB 2001 2. Bedoeld om boekwinsten op bedrijfsmiddelen niet ineens te belasten maar de winstneming te verdelen over de gebruiksperiode van vervangende bedrijfsmiddelen 3. Voorwaarden: - Vervreemding bedrijfsmiddel zorgt voor meer boekwinst - Ondernemer heeft voornemen om te herinvesteren 4. HIR mag in beginsel worden afgeboekt op de kostprijs van bedrijfsmiddelen die in het jaar van vervreemding van het oude bedrijfsmiddel of in een van de volgende drie jaren zijn aangeschaft |
Definieer de MKB-winstvrijstelling. | Opgesomd: 1. Art. 3.79a Wet IB 2001 2. 14% van de winst wordt vrijgesteld 3. Geen urencriterium |
Hoe pas je de MKB-winstvrijstelling toe? | De stappen: 1. Winst uit onderneming vaststellen 2. Investeringsaftrek, afschrijvingen en fiscale reserves worden toegepast 3. Daarna wordt de winst verminderd met de MKB-winstvrijstelling |