Belastingrecht (Week 4)
🇳🇱
In Holandés
In Holandés
Practique preguntas conocidas
Manténgase al día con sus preguntas pendientes
Completa 5 preguntas para habilitar la práctica
Exámenes
Examen: pon a prueba tus habilidades
Pon a prueba tus habilidades en el modo de examen
Aprenda nuevas preguntas
Modos dinámicos
InteligenteMezcla inteligente de todos los modos
PersonalizadoUtilice la configuración para ponderar los modos dinámicos
Modo manual [beta]
El propietario del curso no ha habilitado el modo manual
Modos específicos
Aprende con fichas
Escuchar y deletrearOrtografía: escribe lo que escuchas
elección múltipleModo de elección múltiple
Expresión oralResponde con voz
Expresión oral y comprensión auditivaPractica la pronunciación
EscrituraModo de solo escritura
Belastingrecht (Week 4) - Marcador
Belastingrecht (Week 4) - Detalles
Niveles:
Preguntas:
16 preguntas
🇳🇱 | 🇳🇱 |
Waar worden vermogensbestanddelen belast m.b.t. de rangorderegeling? | Ten eerste in box 1 of 2, maar als het voordeel niet in een van die boxen past --> box 3. |
Hoe wordt het rendement op het vermogen uit box 3 berekend? | Forfaitair, ofwel: fictief. |
Hoe wordt het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen verkregen? | Door het voordeel uit sparen en beleggen te verminderen met de persoonsgebonden aftrek, aldus art. 5.1 Wet IB 2001. |
Op welke datum wordt de rendementsgrondslag berekend? | Op de peildatum, ofwel: 1 januari van het kalenderjaar. |
Wat is de rendementsgrondslag? | De waarde van bezittingen verminderd met de waarde van de schulden, aldus art. 5.3 lid 1 Wet IB 2001. |
Met ingang van 1 januari 2017 wordt het voordeel uit sparen en beleggen bepaald aan de hand van een tabel. Licht dit toe. | Opgesomd: 1. Drie schijven 2. Iedere schijf bevat één vermogensmix (spaardeel / beleggingsdeel) 3. Hoe hoger de schijf --> hoe meer belegingsvermogen |
Benoem het wetsartikel waar het forfaitair rendement in schijven wordt verdeeld. | Zie hiervoor art. 5.2 lid 1 Wet IB 2001. |
Hoe hoog is het belastingtarief voor het bedrag dat na je schijfberekening komt? | 31%, zie hiervoor 2.13 Wet IB 2001. |
Kan een negatief inkomen ontstaan in box 3? Zo ja: leg uit. | Nee dit kan niet. Je wordt fictief belast, niet op basis van wat je reële rendement is geweest dit kalenderjaar. |
Zijn hypotheekrechten of een rijbewijs aan te merken als een bestanddeel? | Nee dit zijn ze niet. Deze bestanddelen zijn namelijk onvoldoende zelfstandig. De hypotheek verdwijnt bijvoorbeeld wanneer het huis is afbetaald. |
Naar welke waarde kijken we bij een huis? | De WOZ-waarde. |
Welke schulden zijn wel/niet aftrekbaar? | Niet aftrekbaar: 1. Belastingschuld 2. Schulden die kunnen leiden tot een persoonsgebonden aftrekpost Aftrekbaar: 1. Belastingschuld omtrent erfbelasting 2. Andere schulden |
Wat is het heffingsvrijvermogen? | Art. 5.5 Wet IB 2001 --> 50.000 |
Voor aftrekbare schulden geldt welke regeling? | Art. 5.3 lid 3 sub f Wet IB 2001 stelt dat de schuldendrempel 3200 per belastingplichtige bedraagt, indien FP: 6400. Alleen het bedrag boven deze drempel mag je aftrekken. Dus bijv: 3200 - 3900 = 700. Nu mag je 700 van je schulden van je bezittingen halen. |
Waar is box 3-heffing geregeld voor FP? | In art. 2.17 lid 2 Wet IB 2001. De tabel van art. 5.2 lid 1 Wet IB 2001 wordt na deze toerekening bij iedere partner toegepast op het aan hem toegerekende deel van de gezamenlijke grondslag. |